BevoegdhedenFeaturedStaat & Bestuur

Grondwettelijk Hof vernietigt wet over de samenlevingsdienst

Het Grondwettelijk Hof heeft op 23 oktober 2025 de federale wet van 15 mei 2024 tot invoering van een Samenlevingsdienst volledig vernietigd. Volgens het Hof ging de federale wetgever met deze regeling zijn bevoegdheden te buiten. De wet was bedoeld om jongvolwassenen tussen 18 en 25 jaar de kans te geven zich gedurende enkele maanden in te zetten voor projecten van maatschappelijk belang, met begeleiding en een beperkte vergoeding. Maar hoewel het idee achter de samenlevingsdienst positief werd onthaald, was het juridische fundament volgens het Hof fout opgebouwd.

Bevoegdheidsconflict tussen federale overheid en gemeenschappen

De kern van het arrest draait om de verdeling van bevoegdheden binnen de Belgische federale staatsstructuur. Het Hof benadrukte dat zowel jeugdbeleid als vorming en culturele animatie expliciet tot de gemeenschapsbevoegdheden behoren. Aangezien de samenlevingsdienst zich specifiek richt op jongeren van 18 tot 25 jaar en duidelijk een opvoedend en vormend karakter heeft, valt deze materie onder het gezag van de gemeenschappen.

De federale overheid beriep zich op haar residuaire bevoegdheden — de zogenaamde restbevoegdheden die niet aan de deelstaten zijn toegewezen — en argumenteerde dat het ging om de bevordering van “burgerschap”, een algemeen maatschappelijk doel. Het Hof ging daar niet in mee: burgerschapsvorming is geen zelfstandige federale materie, maar maakt deel uit van de intellectuele, morele en sociale vorming die aan de gemeenschappen is toegewezen.

Arbeidsrechtelijk luik kon niet worden losgekoppeld

In de vernietigde wet stonden ook bepalingen over het arbeids- en sociaalrechtelijke statuut van de “burgers in dienst”. Voor dat specifieke aspect erkent het Hof dat de federale overheid wél bevoegd is, omdat arbeidsrecht en sociale zekerheid onder haar domein vallen. Maar die bepalingen konden volgens het Hof niet op zichzelf functioneren. Zonder het vormingsluik — dat nu eenmaal tot de gemeenschappen behoort —is het geheel onwerkbaar. De federale wet creëerde immers een Agentschap van de Samenlevingsdienst dat besliste welke organisaties jongeren mochten ontvangen en welke projecten konden worden erkend. Daarmee kreeg een door de federale overheid gecontroleerde vzw feitelijk invloed op domeinen die exclusief tot de gemeenschapsbevoegdheden behoren. Dat achtte het Hof onverenigbaar met de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling.

Geen gevolgen voor lopende projecten

De federale regering vroeg het Hof om, bij een eventuele vernietiging, de gevolgen van de wet voorlopig te handhaven. Dat verzoek werd geweigerd. Uit de stukken bleek immers dat de wet wel in werking was getreden, maar dat het geplande agentschap nog niet was opgericht en er nog geen jongeren effectief een samenlevingsdienst in de zin van de wet hadden kunnen uitvoeren. Omdat de regeling dus nog niet operationeel was, bestaat er volgens het Hof geen nood aan een overgangsregeling.

Terug naar de tekentafel

Met het arrest nr. 135/2025 is de wet van 15 mei 2024 dan ook officieel uit het Belgisch rechtsbestel verdwenen. De bestaande initiatieven rond samenlevingsdienst — die eerder via particuliere of niet-federale structuren verliepen — kunnen voorlopig verder bestaan op basis van hun eigen statuten, maar zonder federale wettelijke omkadering. Het Hof sluit niet uit dat er in de toekomst opnieuw een wettelijk kader kan komen, op voorwaarde dat dit in overleg met de gemeenschappen wordt uitgewerkt. Voorlopig is het dus aan de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap om te bepalen of en hoe ze een dergelijk vormingsproject voor jongeren willen verankeren binnen hun eigen jeugd- en vormingsbeleid.


Een vraag over dit artikel of juridisch advies nodig? Neem dan contact op met een advocaat in jouw buurt. Gebruik de onderstaande zoekfunctie om een advocaat te vinden.

Als advocaat opgenomen worden in de database? Klik hier.

Geef een reactie