Zowel regeringen als bedrijven kijken steeds verder naar de gebieden die momenteel aan niemand toebehoren. De smeltende Noordpool is hier een eerste voorbeeld van, de kosmische ruimte een andere. Ook België is naarstig op zoek naar metaalertsen op de oceaanbodem en de Nederlandse regering kondigde dan weer een wet aan die een juridisch kader moet scheppen voor de diepzeemijnbouw door Nederlandse bedrijven.
Enkele praktische voorbeelden
Het hoeft niet eens toekomstmuziek te zijn. Zo grazen biotechbedrijven ook vandaag al onze oceanen af. Zij zijn op zoek naar het genetisch materiaal van zeeorganismen. In dat genetisch materiaal hopen zij de basis te vinden voor nieuwe medicijnen. Een lucratieve handel, want tot op heden kan je gewoon een octrooi nemen op de genen van andere micro-organismen. Hoe bizar het ook is: de sector kan grof geld verdienen door dergelijke zeeorganismen te ‘oogsten’.
Als het op de ruimte aankomt, kijken we dan weer naar de VS en Luxemburg. Beide landen hebben reeds wetgeving ingevoegd die de ontginning van hemellichamen moet toestaan. Vooral Amerikaanse bedrijven zijn druk in de weer met het ontwikkelen van ruimtevaartuigen die kostbare en schaarse metalen uit planetoïden kunnen ontginnen.
Gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid
Op 1 november 1967, ruim 50 jaar terug in de tijd, hield de Maltese diplomaat Aryid Pardo een toespraak tot de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hij waarschuwde voor toekomstige conflicten en riep de wereldleiders op om de internationale oceaanbodem te erkennen en te beheren als een “gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid”.
Zijn roep diende 15 jaar lang na te zinderen, maar in 1982 kwam het VN-Zeerechtverdrag tot stand. Er werd een Internationale Zeebodemautoriteit in het leven geroepen die het beheer van dat gemeenschappelijk erfgoed diende te organiseren. Momenteel legt de Internationale Zeebodemautoriteit de laatste hand aan het ontwikkelen van een zogenaamde mijnbouwcode voor onze oceaanbodem.
In de praktijk zal de Autoriteit mijngebieden toekennen aan bedrijven en overheden. Enkel in die specifieke mijngebieden mag men dan aan oceaanmijnbouw doen. Bovendien zullen bedrijven en overheden erg strikte regels moeten naleven en moet minstens een deel van de winst ten goede komen van ‘de mensheid’. De Internationale Zeebodemautoriteit is immers van oordeel dat de grondstoffen aan de hele mensheid toebehoren. Aldus zal een bepaald percentage van de winst aan ‘de mensheid’ geschonken moeten worden. Vooral ontwikkelingslanden zullen de voordelen ervan ondervinden.
Een goed idee, maar toch onvoldoende
Ruim vijftig jaar geleden was Pardo een ziener die maar moeilijk begrepen werd. Vooral politieke beweegredenen lagen aan de oorzaak van het ingrijpen van de Verenigde Naties: de vrees voor conflicten was groter dan de vrees voor het verlies van onze natuurlijke rijkdommen. Vandaag de dag is één en ander gewijzigd en is de bewustwording voor de fragiliteit van ons natuurlijk erfgoed sterk toegenomen, althans als het op de burgers aankomt.
Er rest dus de vraag of de mijnbouwcode wel voldoende zal zijn om het gemeenschappelijk erfgoed te beschermen.
Het water boven de bodem, dat blijft bijvoorbeeld onaangeroerd. Grote bedrijven mogen vissen op grote schaal opscheppen. Biotechbedrijven die in de genenpoel neuzen, dat is officieel geen “oceaanmijnbouw”. Raken beiden ook niet aan het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid?
Bestaat er bovendien wel zoiets als “milieuvriendelijke diepzeemijnbouw”? Hoe zal de Internationale Zeebodemautoriteit de activiteiten controleren: via een onderzeeërpolitie? Het lijkt weinig waarschijnlijk.
Er wordt gesproken van “winst”, sluit dit dan ook fiscale optimalisatie uit? En geld geven aan ontwikkelingslanden, we weten allen dat die bedragen niet altijd aan ontwikkeling worden gespendeerd. Gaat de Internationale Zeebodemautoriteit er dan ook op toezien dat ons oceaanerfgoed niet wordt omgezet in een ander stukje menselijk cultuur: oorlogvoering?
Het zijn slechts enkele kritische vragen die we ons durven stellen.
Ook hemellichamen genieten geen bescherming
Pardo leeft intussen niet meer en het lijkt alsof niemand in zijn schoenen treden wil. Nochtans is er nog steeds werk aan de winkel. Niet alleen het water boven de bodem behoort nog niet tot het Gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, maar ook de ruimtegoudkoorts blijft momenteel nog buiten schot. Nergens is iemand te vinden die pleit voor een Internationale Ruimteautoriteit, of gewoon de bevoegdheden van de Zeebodemautoriteit ruimer zien wil.
Misschien niet onlogisch: 50 jaar na Pardo is maar weinig noemenswaardigs bereikt. Niemand durft nu opnieuw zijn hand in het vuur te steken en dus liggen de kosmische bodemschatten in het verschiet van de grootste en rijkste bedrijven. Het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, het is blijkbaar een erg subjectief begrip. Of moeten we toch maar potentiële conflicten op tafel gooien? Wat als twee bedrijven op eenzelfde hemellichaam neerstrijken en beiden de eigendom claimen? Zal dat de zaak hoger op de agenda plaatsen? Misschien moet Noord-Korea maar eens een asteroïde claimen?
Het Gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, het biedt inderdaad een doorgrondend inzicht in wie we zijn.