Te pas en te onpas zien we het in de sportkranten verschijnen: de wet van 78. Vaak gebruiken voetballers het dan ook als dreigement om een transfer af te dwingen. Steven Defour deed het bijvoorbeeld eerder al en de situatie rond Pozuelo ligt waarschijnlijk nog vers in het geheugen. Maar wat is dat nu eigenlijk, die wet van 78? Wat staat er in de wet van 78? En wie kan er zich op beroepen? Dat lees je in dit artikel.
De wet van 78 in een notendop
Voluit heet de wet van 78 eigenlijk de ‘Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars’. De wet regelt dan ook een aantal arbeidsrechtelijke zaken voor sportbeoefenaars. Zo haalt het aan dat de duur van de arbeidsovereenkomst maximaal vijf jaar kan bedragen en dat de overeenkomst hernieuwbaar is. Het haalt ook aan dat een concurrentiebeding verboden is. Dat is ook logisch. Wanneer een voetballer bij een andere ploeg gaat voetballen gaat hij immers altijd bij een concurrent aan de slag. Zoiets kan je niet verbieden.
Indien voetballers het hebben over de wet van 78, hebben ze het echter over het befaamde artikel 4. Op grond van dit artikel kan de sportbeoefenaar immers op elk moment zijn contract verbreken. Hiervoor moet de sportbeoefenaar wel een vergoeding betalen die gelijk is aan het lopende loon. Met heel wat beperkingen overigens, afhankelijk van het jaarlijks salaris. Over de exacte berekening van de te betalen schadevergoeding is een helder artikel verschenen bij Stirr Associates, waarnaar ik graag verwijs.
Waarom gebruiken niet alle voetballers artikel 4 van de wet van 78?
Voor voetbalclubs lijkt het interessanter dat de voetballer artikel 4 van de wet van 78 gebruikt om onder zijn contact uit te komen en vervolgens een overeenkomst bij hen te ondertekenen. Op die manier moeten ze geen transfervergoeding betalen. De schadevergoeding die de speler aan de club moet betalen kan men vervolgens compenseren door middel van een tekenbonus die nog steeds een pak lager ligt dan de gevraagde transfersom. Toch doet men dit nooit.
Veel heeft te maken met de FIFA dat ook eigen regels oplegt. Zij geven aan dat spelers die hun contract voortijdig verbreken zowel financieel als sportief kunnen worden bestraft. Een internationale transfer afdwingen via de wet van 78 is in principe onmogelijk omdat de FIFA meekijkt. Men kan dan een schadevergoeding of een speelverbod opleggen. De hoegrootheid van die schadevergoeding is overigens vrij onduidelijk, net omdat speler (en club) niet zouden kunnen beginnen rekenen. Ook de contracterende club kan overigens worden gesanctioneerd met een transferverbod.
Binnen België primeert de nationale regelgeving en is het inzetten van de wet van 78 om van club te wisselen in principe wel mogelijk. Omdat zo’n situatie voor de Belgische clubs niet interessant is, hebben zij een gentlemen’s agreement gesloten. Ze hebben met andere woorden afgesproken geen spelers te contracteren die de wet van 78 hebben ingeroepen.
Kortom: Hoewel de wet van 78 mogelijkheden biedt om van het contract af te komen, biedt het in de praktijk weinig meerwaarde. Toch niet indien een voetballer vervolgens bij een andere club in het binnen- of buitenland aan de slag hoopt te gaan. In de Gamma kan de voetballer natuurlijk wel altijd aan de slag.
Het is een voorbeeld van hoe de voetbalwereld nationale regels in de praktijk uitholt. Als dreigingsmiddel is het echter wel (beperkt) efficiënt. Daaromtrent zijn dan ook verschillende voorbeelden te vinden waarbij uiteindelijk wel een compromis werd gevonden. Steven Defour (van KRC Genk naar Standard Luik) en wijlen Junior Malanda (van Zulte Waregem naar Wolfsburg) zijn daar bekende voorbeelden van.