Sinds vorige maand zijn winkels verplicht om cashbetalingen tot op vijf eurocent af te ronden. De afronding kan zowel naar boven als naar beneden gebeuren, afhankelijk van het bedrag. Het was echter nog niet altijd duidelijk wat de gevolgen voor de btw-berekening zijn. Daarom heeft de btw-administratie nu twee circulaires uitgevaardigd.
Btw op werkelijk gevorderde waarde
In de eerste plaats maakt de btw-administratie duidelijk dat de btw in principe moet worden berekend op de afgeronde prijs. Dat is niet alleen het geval voor de verplichte cashbetalingen, maar ook voor ondernemingen die ervoor kiezen om niet-cashbetalingen af te ronden. Via deze berekeningsmethode staat de btw steeds in verhouding met het ontvangen bedrag.
Regel van drie toepassen
Wanneer alle goederen of diensten aan één btw-tarief onderhevig zijn, stelt er zich geen probleem. Dan kan dit btw-tarief gewoon worden toegepast op de afgeronde prijs. Echter, werd ook de vraag gesteld wat men moet doen indien er verschillende btw-tarieven van toepassing zijn. Kan men bijvoorbeeld bij de aankoop van een product van honderd euro aan 21 procent btw en een tweede product van 10,96 euro aan 6% btw opperen dat de verhoging van 0,04 euro eveneens aan 6% btw onderhevig is? Daar antwoordt de btw-administratie nu negatief op.
Volgens de btw-administratie moeten ondernemingen hier de regel van drie toepassen. Dit wil zeggen dat op de verhoging van 0,04 euro zowel het btw-tarief van 6% als van 21% van toepassing is, in verhouding met hun aandeel in de prijs.
Voorbeeld berekening btw bij afgeronde betaling
Stel bijvoorbeeld dat je in de winkel vier producten koopt:
- Product A: 34,77 euro (21% btw)
- Product B: 18,64 euro (21% btw)
- Product C: 43,00 euro (6% btw)
- Product D: 8,02 euro (6% btw)
Hier is de totale prijs van de vier producten 104,43 euro. Dat wordt afgerond naar 104,45 euro. Er is een afrondingsverschil van 0,02 euro van toepassing. Dit afrondingsverschil moet toegewezen worden aan de twee btw-tarieven, namelijk:
- 1,02 eurocent[1] is onderhevig aan het btw-tarief van 21%
- 0,98 eurocent[2] is onderhevig aan het btw-tarief van 6%
Deze twee bedragen worden nu bij het basisbedrag toegevoegd, waarna je de verschuldigde btw kan berekenen. In dit geval moet de onderneming 14,28003 euro[3] btw inhouden en doorstorten aan de Schatkist.
Vereenvoudigde berekening is toegestaan
Omdat de btw-administratie erkent dat dit de btw-berekening vrij ingewikkeld maakt, staat het ook een vereenvoudigde berekeningsmethode toe. In dat geval mag je de btw berekenen op het niet-afgeronde bedrag. De enige voorwaarde is dat je deze berekeningsmethode consequent toepast, zowel in je voor- als in je nadeel. In bovenstaand geval zou de door te storten btw dus gelijk zijn aan 14,2773 euro.
Voor bedrijven waar er vaak maar één aankoop wordt gedaan, is het in principe dus interessant om alle prijzen op XX,X8 of XX,X3 euro te zetten. Bij afronding naar de hogere waarde hoeven ze dan geen btw door te storten op het verschil van twee eurocent. Bij meerdere aankopen moeten ze het dan wel in hun nadeel toepassen.
[1] 0,02 x (53,41/104,43)
[2] 0,02 x (51,02/104,43)
[3] (53,4202 x 21%) + (51,0298 x 6%)