Op 3 maart 2020 deed de Raad van State een uitspraak (nr. 247.200) over de vraag in welke mate een administratieve rechter gebonden is door haar overwegingen die het in een eerdere uitspraak maakt tussen dezelfde partijen. In dit geval ging het om twee beslissingen van de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen, twee maal door dezelfde student betwist, twee maal tegen dezelfde administratieve rechter (Beroepsorgaan bij de Hogere Zeevaartschool) en twee maal over het niet-verlenen van eenzelfde vrijstelling voor een opleidingsonderdeel in de opleiding Master in de Nautische wetenschappen.
De feiten
In deze zaak werd er bij de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen beroep aangetekend tegen een uitspraak van het Beroepsorgaan bij de Hogere Zeevaartschool. Hierbij had het Beroepsorgaan geweigerd om over te gaan tot de vrijstelling van een welbepaald opleidingsonderdeel in de opleiding Master in de Nautische Wetenschappen.
Met het arrest nr. 4817 van 14 maart 2019 vernietigde de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen de oorspronkelijke weigeringsbeslissing. Het beval het Beroepsorgaan bij de Hogere Zeevaartschool aan om een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van “de hierboven vermelde overwegingen”.
Het Beroepsorgaan bij de Hogere Zeevaartschool nam opnieuw een weigeringsbeslissing die het wel omstandig motiveerde, indachtig “de hierboven vermelde overwegingen” van de Raad van Betwistingen. De student trok opnieuw naar de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen, maar zijn weigeringsberoep werd deze keer verworpen in het arrest nr. 5049 van 5 juli 2019. Hierbij hield de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen echter niet integraal rekening met de overwegingen die het zelf had gemaakt in haar eerder arrest tussen deze twee partijen. De student in kwestie tekende daarop Cassatieberoep aan en wil zo de beslissing van de Raad voor Betwistingen inzake Studievoortgangsbeslissingen laten vernietigen.
Is de administratieve rechter gebonden door eigen eerdere beslissingen?
Volgens de Raad van State moet het arrest nr. 5049 los gezien worden van het arrest nr. 4817. Het arrest nr. 4817 beoordeelt per slot van rekening een andere beslissing van het Beroepsorgaan dan het arrest nr. 5049, hoewel deze twee beoordelingen zelf wel telkens over dezelfde vrijstelling gaan. Volgens de Raad van State gaat het hier om twee onderscheiden geschillen en verhouden de twee arresten zich niet zoals een tussenarrest en een eindarrest.
Volgens de Raad van State gaat het auctoritas rei iudicatae (gezag van gewijsde; de beslissing is bindend en in latere processen tussen dezelfde partijen ligt de uitspraak van de rechter onbetwistbaar vast) niet zo ver dat een rechtscollege dat een uitspraak doet en dat nadien een uitspraak moet doen in een ander geschil over een ander voorwerp, zoals dat volgens de Raad van State hier het geval is, het gezag van gewijsde schendt wanneer het in haar tweede uitspraak anders beslist. Het maakt volgens de Raad van State niet uit of het daarbij gaat om een geschil tussen dezelfde partijen: eenzelfde administratieve rechter mag in een ander geschil over een ander voorwerp anders beslissen, telkens rekening houdende met de bijzonderheden van de zaak.
Volgens de Raad van State moet de vingerwijzing, waarbij de administratie verwijst naar “de hierboven vermelde overwegingen”, bovendien niet gezien worden als een definitieve uitspraak over een rechtspunt of over een rechtspunt dat nog aan de orde moet komen. De overwegingen van het arrest nr. 4817 waren dan ook nog niet definitief en bij arrest nr. 5049 mag de administratieve rechter hiervan afwijken, zeker nu er nieuwe feitelijke gegevens voorhanden zijn.
De Raad van State verwerpt het cassatieberoep en arrest nr. 5049 houdt stand. De student zal toch het opleidingsonderdeel succesvol moeten afhaspelen om het masterdiploma te behalen.