Het Openbaar Ministerie kan onder bepaalde voorwaarden een minnelijke schikking aan verdachten voorstellen. De strafvordering komt dan te vervallen. De vraag stelt zich of zo’n door een onderneming betaalde geldsom fiscaal aftrekbaar is. Het is namelijk een algemene regel dat boetes en straffen niet fiscaal aftrekbaar zijn. Maar is de betaalde geldsom wel een boete of een straf?
Straffen zijn niet fiscaal aftrekbaar
Artikel 216bis Wetboek van Strafvordering neemt de voorwaarden op waaronder de procureur een minnelijke schikking kan voorstellen. Zo moet het bijvoorbeeld gaan om een feit dat niet met een celstraf van meer dan twee jaar kan worden gestraft.
Ook aan een vennootschap kan zo’n minnelijke schikking worden voorgesteld, bijvoorbeeld bij fiscale onregelmatigheden. Daarmee kan de vennootschap een proces en een publiek uitgesproken straf ontlopen. Als er na zo’n proces een boete wordt opgelegd, is deze boete niet fiscaal aftrekbaar. Dit heeft te maken met het aftrekverbod dat in artikel 53,6° van het Wetboek Inkomstenbelastingen is ingeschreven. Dit aftrekverbod bepaalt dat geldboeten, verbeurdverklaringen en straffen niet fiscaal aftrekbaar zijn. Enige fiscale aftrekbaarheid zou het effect van een boete namelijk uithollen.
Geldsom bij minnelijke schikking is wel fiscaal aftrekbaar
Bij een arrest van het hof van beroep te Gent (13 oktober 2020) werd echter beslist dat de geldsom in het kader van een minnelijke schikking omtrent fiscale onregelmatigheden als beroepskost kan worden afgetrokken. Volgens het hof is zo’n geldsom namelijk geen straf of een boete.
Het volstaat volgens het hof van beroep dat er aan alle aftrekbaarheidsvoorwaarden is voldaan. Deze aftrekbaarheidsvoorwaarden zijn opgenomen in artikel 49 WIB. Een van de vereisten is dat er een beroepskost moet zijn gemaakt om belastbare inkomsten te behouden of te behalen. Volgens het hof van beroep kan een minnelijke schikking aan deze eis voldoen, bijvoorbeeld ter vrijwaring van de reputatie – noodzakelijk voor het verwerven van inkomsten. Een vennootschap zou in theorie een minnelijk akkoord kunnen sluiten om reputatieschade te voorkomen en dit zelfs zonder enige schuld te treffen. En dan is de afkoopsom geen straf, maar gewoon een geldsom. Als de geldsom dan aan alle aftrekbaarheidseisen voldoet, is het ook gewoon fiscaal aftrekbaar.
De beslissing van het hof van beroep kan in sommige gevallen onredelijk lijken, juist omdat zo’n geldsom natuurlijk veelal wordt betaald om een boete te voorkomen, maar het heeft te maken met het legaliteitsbeginsel en de scheiding der machten. De rechter heeft de wet toe te passen en de wetgever moet de wet maken. Het is niet aan de rechter om wetten te bedenken of aan te passen. Met andere woorden: als de geldsom geen straf is, valt het niet onder het aftrekverbod en dan mag de rechter daar niks aan veranderen.
Ook na wetswijziging blijft de geldsom aftrekbaar
Nu is het wel zo dat de wetgever recent aan artikel 216bis Wetboek van Strafvordering heeft gesleuteld. Bij dergelijke minnelijke schikkingen kan de rechter sindsdien controle uitoefenen die verder gaat dan het nagaan van de formele eisen. Bij fiscale zaken zal de rechter bijvoorbeeld moeten nagaan of de minnelijke schikking proportioneel is en of de fiscus is vergoed. Pas nadien kan de rechter de voorgestelde minnelijke schikking bekrachtigen. De vraag is natuurlijk of de grotere rol die de rechter hierbij speelt een invloed zal hebben op de beoordeling van de minnelijke schikking: gaat het om een geldsom die fiscaal aftrekbaar is of om een straf die niet fiscaal aftrekbaar is?
Wellicht blijft het eerste gelden. Volgens vaste rechtspraak van de Raad van State levert een minnelijke schikking namelijk geen strafrechtelijk bewijs op en is het geen schuldbekentenis. En zonder schuld ook geen straf.