Een zesenveertigjarige man die een minderjarig meisje had betast en haar probeerde te kussen, moest een schadevergoeding van € 5.500 aan het slachtoffer betalen. Een vrouw die in dronken toestand werd verkracht, kreeg een schadevergoeding van € 2.752. En een slachtoffer van een vechtpartij kreeg een schadevergoeding van zo’n € 40.000. Het zijn slechts enkele schadevergoedingen die recent in de Belgische rechtbanken werden uitgesproken. Hoewel het voor buitenstaanders soms wel zo lijkt, worden deze schadevergoedingen zorgvuldig bepaalt en is het allesbehalve nattevingerwerk.
Schadebegroting naar Belgisch recht
In het Belgisch aansprakelijkheidsrecht komt enkel de werkelijke schade in aanmerking voor een vergoeding. Een schadevergoeding moet de reële schade waarvoor iemand aansprakelijk is vergoeden, niets meer en ook niets minder. Dit in tegenstelling tot sommige andere rechtssystemen waarbij een schadevergoeding ook een penale werking heeft. Miljoenenschadeclaims zoals ze in de Verenigde Staten voorkomen, zijn hier dan ook geen ding.
De begroting van de werkelijke schade is niet heel moeilijk wanneer het om materiële schade gaat. Dan valt er eenvoudig een prijskaartje op te kleven en kan de schadelijder eenvoudig met bewijsstukken op de proppen komen. Andere aspecten zoals lichamelijke schade, toekomstige schade of het verlies van een kans zijn dan weer moeilijker om te begroten. Daarin spelen de zogenaamde indicatieve tabellen een belangrijke rol, waarvan mits levering van het bewijs van kan worden afgeweken.
Schade aan voorwerpen en kosten
Wat de materiële schade betreft, moet de schadevergoeding ervoor zorgen dat je opnieuw in dezelfde situatie wordt gebracht als voor het schadegeval. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de aansprakelijke partij de herstelfactuur van je fiets moet vergoeden. Is er sprake van een totaal verlies? Ook dan moet men de reële waarde bepalen.
Voertuigschade
In de praktijk zal men bijvoorbeeld de reële waarde van de wagen bepalen door hem af te schrijven. Wel moet er ook nog rekening worden gehouden met de schrootwaarde die de wagen na het ongeval had. Als de schadelijder niet btw-plichtig is, heeft hij ook recht op de vergoeding van de btw. Het is niet vereist dat de schadelijder een nieuwe wagen koopt. Het proces-verbaal van de deskundige is hier een bepalende factor.
Er kan echter ook sprake zijn van bijkomstige schade. Denk bijvoorbeeld aan de takel- en stallingskosten of de huur van een vervangvoertuig. De takel- en stallingskosten zijn opnieuw te bewijzen en de huur van een vervangvoertuig komt in aanmerking voor vergoeding, op voorwaarde dat het gaat om een vervangvoertuig van hetzelfde type. Indien geen vervangvoertuig wordt gehuurd, moet de schade door de gebruiksderving worden vergoed. De indicatieve tabel biedt dan duidelijkheid. Voor een personenwagen gaat men bijvoorbeeld uit voor een vergoeding van 20 euro per dag.
Ten slotte wordt er een vergoeding voorzien voor de zogenaamde financieringskosten. Het kan immers zijn dat het slachtoffer een lening moet aangaan om eerst zelf de financiering van de herstelling voor te schieten. De interesten hierop maken deel uit van de schadevergoeding.
Verplaatsingskosten
Als het slachtoffer verplaatsingen moet maken, bijvoorbeeld naar de garage of naar de verzekeraar, komen deze verplaatsingskosten in aanmerking voor een schadevergoeding. Zij kunnen forfaitair worden berekend aan € 0,33 per kilometer, maar de werkelijke kosten aantonen blijft natuurlijk eveneens mogelijk.
Administratiekosten
Slachtoffers moeten vaak talloze telefoontjes plegen, documenten afdrukken, portkosten betalen… Omdat het vaak moeilijk is om aan te tonen hoe hoog de kostprijs van postzegels, enveloppen, printpapier, belminuten etc. is, aanvaardt men een forfait van € 100. Het staat het slachtoffer vrij om een hogere werkelijke schade aan te tonen.
Kledijschade
Kledijschade komt eveneens in aanmerking voor vergoeding. Ook hier beschikt het slachtoffer vaak niet meer over bonnetjes om de werkelijke waarde van de kledij aan te tonen. Daarom kan een forfait van 375 euro worden toegekend op de kledij, exclusief bijzondere uitrusting, vervoerde goederen, uurwerken en juwelen. De schade voor dergelijke zaken moet het slachtoffer bewijzen.
Tijdelijke schade
De tijdelijke schade omvat de schade die loopt tot het moment van consolidatie, namelijk wanneer het slachtoffer zich opnieuw in de oorspronkelijke staat bevindt. Denk bijvoorbeeld aan de kosten die worden gemaakt bij een gebroken been. Deze lopen tot wanneer het gips eraf mag en het controlebezoek achter de rug is. Denk ook aan de kosten omdat een schooljaar verloren gaat ten gevolge van de psychische toestand of aan de maanden waarop geen gebruik kan worden gemaakt van het fitnessabonnement.
Hulpmiddelen
Hulpmiddelen, zoals aanpassingen aan de woning, komen steeds in aanmerking voor vergoeding. Dat is ook het geval indien hulp van derden nodig is. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand aan het bed gekluisterd is en er nu een kuisvrouw langs moet komen om een aantal taken uit handen te nemen.
Persoonlijke ongeschiktheid
In de periode waarin het slachtoffer in het ziekenhuis opgenomen is of bedlegerig is, kan het slachtoffer in mindere mate van zijn leven genieten. Dat is met name het geval wanneer er sprake is van pijnen of van psychische schade. Gedurende die periode van persoonlijke ongeschiktheid heeft het slachtoffer recht op een vergoeding van € 28 per dag bij 100% tijdelijke ongeschiktheid (om te rekenen in functie van het percentage van ongeschiktheid). Bij hospitalisatie of opname in een revalidatiecentrum bedraagt dit € 34 per dag.
Huishoudelijke ongeschiktheid
Niet alleen de persoonlijke ongeschiktheid komt in aanmerking voor een vergoeding, maar ook de onmogelijkheid om huishoudelijke taken te verrichten. Zelfs wanneer hiervoor geen hulp wordt ingeschakeld, komt het in aanmerking voor een vergoeding. Dat is ook logisch: dezelfde huishoudelijke taken moeten dan later worden verricht, waardoor het slachtoffer nog meer levensplezier verliest.
Er wordt voorzien in een vergoeding van € 20 per dag bij tijdelijke ongeschiktheid aan 100%, met een verhoging van € 7 per kind ten laste. Wel moet dit bedrag nog worden omgerekend in functie van de bijdrage die ook effectief aan het huishouden wordt geleverd. Bij een alleenstaande kan aangenomen worden dat ze 100% bijdraagt aan het huishouden. Indien het niet mogelijk is om dit te bewijzen, wordt aangenomen dat een vrouw 65% aan het huishouden bijdraagt en een man 35%.
Economische ongeschiktheid
Al het inkomensverlies ten gevolge van het ongeval komt in aanmerking voor de schadevergoeding. De schadevergoeding dekt het verschil tussen het netto-inkomen dat het slachtoffer normaal zou hebben verworven en het netto-inkomen dat het slachtoffer nu krijgt. Hierdoor moet er ook rekening worden gehouden met de fiscale en sociale lasten.
Studieschade
Indien het slachtoffer een student is, komt ook de studievertraging in aanmerking voor een schadevergoeding.
Eerst en vooral moet er worden nagegaan of er sprake is van verhoogde inspanningen in functie van de studies, bijvoorbeeld omdat het kind het moeilijker heeft om zich te concentreren. In dat geval wordt er per gepresteerde dag een forfaitaire vergoeding toegekend van € 5 in het lager onderwijs, € 10 in het middelbaar onderwijs en € 15 in het hoger onderwijs.
Wanneer de gevolgen zo groot zijn dat het kind een studiejaar verliest, komt ook het verlies van het schooljaar zelf in aanmerking. Dit bestaat in de eerste plaats uit de kosten die worden gemaakt in functie van dit schooljaar. In het lager onderwijs gaat men uit van € 400, in het middelbaar onderwijs van € 1.000 en in het hoger onderwijs van € 2.500 (excl. huuruitgaven studentenkamer). Ten tweede zorgt het verlies van het schooljaar voor morele schade. Men gaat daarbij uit van een schadevergoeding van € 3.750. Ten slotte kan het verlies van een schooljaar zorgen voor loopbaanachterstand. Men zal een jaar minder kunnen presteren vooraleer men op pensioen kan. Daarom komt de actuele nettowaarde van het eerste jaar beroepsinkomen in aanmerking voor de schadevergoeding.
Blijvende schade
De materiële schade kan je herstellen en ook de tijdelijke schade houdt op een bepaald moment op. Er kan echter ook sprake zijn van schade die niet meer te herstellen is. Een voorbeeld hiervan is een geamputeerd been met alle gevolgen van dien. Dit is de meest abstracte schadepost die voor vergoeding in aanmerking komt en vormt het vaakst voer voor discussie. Bovendien moet er ook rekening worden gehouden met bijvoorbeeld de interesten die de schadevergoeding opbrengt en die in de toekomst dan weer kunnen worden aangewend.
Toekomstige medische kosten
In de toekomst kan het noodzakelijk blijven om medische en farmaceutische kosten te maken. In de praktijk zal er een deskundige worden aangewezen om zich over deze kosten uit te spreken.
Hulpmiddelen
Ook in de toekomst kan het noodzakelijk blijven om hulpmiddelen aan te wenden. Zo zal misschien je voertuig wel moeten worden aangepast, heeft iemand blijvend een bril nodig die na verloop van tijd moet worden vervangen… Denk daarnaast ook aan de hulp van derden in functie van het uurloon. Ook hier is de schade aan te tonen.
Ongeschiktheid
De persoonlijke ongeschiktheid wordt vergoed in functie van vier groepen: de pijn, de esthetische schade, de seksuele schade en de genoegenschade.
De pijnschade wordt vergoed op basis van een dagbedrag in functie van een pijnschaal met noemer 7:
- Pijnniveau 1/7: € 1
- Pijnniveau 2/7: € 3
- Pijnniveau 3/7: € 6
- Pijnniveau 4/7: € 10
- Pijnniveau 5/7: € 15
- Pijnniveau 6/7: € 21
- Pijnniveau 7/7: € 28
De esthetische schade wordt vastgesteld door een medisch deskundige. Hierbij wordt opnieuw rekening gehouden met een schaal met noemer 7, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de plaats van de ontsiering en zelfs met het geslacht. Een brandwonde in het gezicht wordt bijvoorbeeld als ernstiger gezien dan een brandwonde op het bovenbeen. Daarnaast houdt men ook rekening met de leeftijd van het slachtoffer. Er wordt aangenomen dat een jong slachtoffer de gevolgen van esthetische schade langer en doordringender voelt dan een oudere. De volgende bedragen worden vaak gehanteerd:
Leeftijd | 1/7 | 2/7 | 3/7 | 4/7 | 5/7 | 6/7 | 7/7 |
Miniem | Zeer licht | Licht | Middelmatig | Ernstig | Zeer ernstig | Uitzonderlijk | |
0-10 | € 540 | € 2.150 | € 4.850 | € 8.625 | € 15.000 | € 20.000 | € 30.000 |
11-20 | € 520 | € 2.075 | € 4.700 | € 8.300 | € 14.500 | € 19.250 | € 29.000 |
21-30 | € 490 | € 2.000 | € 4.400 | € 7.850 | € 13.700 | € 18.250 | € 27.500 |
31-40 | € 450 | € 1.800 | € 4.100 | € 7.250 | € 12.600 | € 16.800 | € 25.250 |
41-50 | € 400 | € 1.600 | € 3.600 | € 6.500 | € 11.200 | € 14.900 | € 22.250 |
51-60 | € 350 | € 1.400 | € 3.100 | € 5.550 | € 9.700 | € 12.900 | € 19.500 |
61-70 | € 275 | € 1.100 | € 2.600 | € 4.400 | € 7.750 | € 10.350 | € 15.500 |
71-80 | € 200 | € 800 | € 1.750 | € 3.100 | € 5.500 | € 7.300 | € 11.000 |
81 en ouder | € 115 | € 450 | € 1.050 | € 1.850 | € 3.200 | € 4.250 | € 6.400 |
Seksuele schade komt eveneens voor vergoeding in aanmerking. Het gaat zowel om het verlies van zekerheid op nageslacht als de aantasting van seksueel leven (impotentie, verlies van libido, anorgasmie…). Er zijn hierbij geen richtbedragen voorzien.
Ten slotte komt ook de genoegenschade voor vergoeding in aanmerking. Het gaat om eerder uitzonderlijke situaties waarbij het slachtoffer dat een uitzonderlijke genoegdoening haalt uit een hobby of sport en deze niet langer kan uitoefenen, daarvoor een vergoeding krijgt. Er zijn hier geen richtbedragen voorzien.
De berekening van de huishoudelijke ongeschiktheid verloopt min of meer hetzelfde als bij de tijdelijke schade, net zoals bij de economische ongeschiktheid. Ze kunnen net zoals de persoonlijke ongeschiktheid concreet worden bewezen.
Indien het niet mogelijk is om de ongeschiktheid te bewijzen, kan men dit ook forfaitair begroten. Hiervoor hanteert men volgende bedragen:
Leeftijd | Bedrag per % onge-schiktheid (€) | Leeftijd | Bedrag per % onge-schiktheid (€) | Leeftijd | Bedrag per % onge-schiktheid (€) | Leeftijd | Bedrag per % onge-schiktheid (€) |
Tot 15 jaar | 1220 | 34 jaar | 930 | 53 jaar | 645 | 72 jaar | 360 |
16 jaar | 1200 | 35 jaar | 915 | 54 jaar | 630 | 73 jaar | 345 |
17 jaar | 1185 | 36 jaar | 900 | 55 jaar | 615 | 74 jaar | 330 |
18 jaar | 1170 | 37 jaar | 885 | 56 jaar | 600 | 75 jaar | 315 |
19 jaar | 1155 | 38 jaar | 870 | 57 jaar | 585 | 76 jaar | 300 |
20 jaar | 1140 | 39 jaar | 855 | 58 jaar | 570 | 77 jaar | 285 |
21 jaar | 1125 | 40 jaar | 840 | 59 jaar | 555 | 78 jaar | 270 |
22 jaar | 1110 | 41 jaar | 825 | 60 jaar | 540 | 79 jaar | 255 |
23 jaar | 1095 | 42 jaar | 810 | 61 jaar | 525 | 80 jaar | 240 |
24 jaar | 1080 | 43 jaar | 795 | 62 jaar | 510 | 81 jaar | 225 |
25 jaar | 1065 | 44 jaar | 780 | 63 jaar | 495 | 82 jaar | 210 |
26 jaar | 1050 | 45 jaar | 765 | 64 jaar | 480 | 83 jaar | 195 |
27 jaar | 1035 | 46 jaar | 750 | 65 jaar | 465 | 84 jaar | 180 |
28 jaar | 1020 | 47 jaar | 735 | 66 jaar | 450 | 85 jaar en ouder | 165 |
29 jaar | 1005 | 48 jaar | 720 | 67 jaar | 435 | ||
30 jaar | 990 | 49 jaar | 705 | 68 jaar | 420 | ||
31 jaar | 975 | 50 jaar | 690 | 69 jaar | 405 | ||
32 jaar | 960 | 51 jaar | 675 | 70 jaar | 390 | ||
33 jaar | 945 | 52 jaar | 660 | 71 jaar | 375 |
Stel bijvoorbeeld dat het gaat om een man van 32 jaar. Hij is voor 20% persoonlijk ongeschikt, voor 14% huishoudelijk ongeschikt en voor 12% economisch ongeschiktheid. Zijn aandeel in het huishouden wordt niet bewezen, waardoor er uitgegaan wordt van een aandeel van 35%:
Basisbedrag: € 960 | Berekening | Totaal |
Persoonlijke ongeschiktheid (20%) | 20 x 960 | € 19.200 |
Huishoudelijke ongeschiktheid (14%; bijdrage van 35%) | 14 x 0,35 x 960 | € 4.704 |
Economische ongeschiktheid (12%) | 12 x 960 | € 11.520 |
Totaal schadevergoeding voor blijvende ongeschiktheid | € 35.424 |
Overlijdensschade
Wanneer het slachtoffer sterft, zijn de begrafeniskosten voor rekening van de aansprakelijke partij.
Daarnaast moet de aansprakelijke een schadevergoeding betalen indien het slachtoffer op de hoogte was van zijn nakend overlijden. Deze morele schade wordt begroot op € 75 per dag waarop het slachtoffer van het nakend overlijden op de hoogte was.
Vervolgens wordt er voorzien in een morele schadevergoeding voor de nabestaanden van het slachtoffer. Het gaat opnieuw om forfaitaire bedragen waarvan steeds kan worden afgeweken, bijvoorbeeld als een nabestaande kan bewijzen een intense affectieve band te hebben gehad met het slachtoffer. Hieronder het bedrag per begunstigde:
- Gehuwd, samenwonende of samenlevingscontract: € 15.000
- Inwonend kind: € 15.000, maar € 24.000 indien het kind nu weeskind is
- Niet-inwonend kind: € 6.000
- Ouder waarvan het slachtoffer inwoonde: € 15.000
- Ouder waarvan het slachtoffer zelfstandig woonde: € 6.000
- Ouder waarvan het overleden slachtoffer een miskraam is: € 3.000
- Inwonende broer of zus: € 3.000
- Niet-inwonende broer of zus: € 1.800
- Inwonende kleinkind: € 3.000
- Niet-inwonend kleinkind: € 1.500
- Inwonend grootouder: € 3.000
- Niet-inwonende grootouder: € 1.500
Ten slotte komt elke vorm van materieel verlies in aanmerking voor een schadevergoeding. Het gaat dan om het verlies van het gezinsinkomen ten gevolge van het overlijden, maar bijvoorbeeld ook om het verlies van alimentatie.
Interesten
Omdat het vaak enige tijd duurt vooraleer de zaak voor de rechter wordt behandeld, moet het slachtoffer meestal de kosten zelf maken. Dit heeft een aantal gevolgen voor de berekening van de schadevergoeding.
In de eerste plaats is het bedrag dat het slachtoffer zelf vergoedde, zoals de herstellingskosten, onderhevig aan inflatie. Bij de berekening van de schadevergoeding moet de rechter daarmee rekening houden.
Ten slotte heeft het slachtoffer het betaalde niet kunnen investeren en heeft dat geen rente kunnen opbrengen. Daarom moet de dader ook altijd moratoire interesten betalen.