EconomieFiscaalZelfstandig & Vennootschap

Opnieuw daling onroerende voorheffing op materieel en outillage

Het tarief van de onroerende voorheffing op materieel en outillage bedraagt in aanslagjaar 2020 2,59%. Dat is een daling van 0,1% ten opzichte van vorig jaar (2,69%). Dit is het gevolg van de bijzondere berekeningsmethode die achter de onroerende voorheffing op materieel en outillage verscholen gaat.

Wat is de onroerende voorheffing op materieel en outillage?

In Vlaanderen wordt er niet alleen onroerende voorheffing geheven op gronden en gebouwen, maar ook op het kadastraal inkomen verbonden aan het zogenaamde materieel en outillage. Het gaat om machines, installaties en toestellen die onroerend zijn:

  • Onroerend door hun aard: Machines, installaties en toestellen (in principe roerende goederen) die door incorporatie toch onroerend zijn geworden omdat ze niet zonder schade kunnen worden verwijderd, omdat ze duurzaam zijn verbonden aan de grond of omdat ze voor het normaal gebruik van de onroerende hoofdzaak nodig zijn. Het gaat bijvoorbeeld om leidingen die in de grond werden bevestigd of machines die via zware funderingen aan de grond werden bevestigd;
  • Onroerend door bestemming: Machines, installaties en toestellen waarvan de economische bestemming noodzakelijk is voor de dienst of de exploitatie van het onroerend goed waarin het is geplaatst en waarbij het onroerend goed en het roerend goed (dat onroerend wordt door bestemming) tot dezelfde eigenaar behoort (bv. een centrale verwarmingsinstallatie of een luchtzuiveringssysteem).

Het gaat niet alleen om machines, maar ook om leidingen en koeltogen. De onroerende voorheffing op materieel en outillage wordt daarom ook wel eens de machinetaks genoemd. Het blijkt al langer dat deze onroerende voorheffing contraproductief werkt omdat het enkel de vernieuwing van het machinepark afremt en zo de economische groei afremt, wat de fiscus meer kwaad dan goed berokkent. Daarom voert men al langer een uitdoofbeleid.

Hoeveel bedraagt de onroerende voorheffing op materieel en outillage?

In principe bedraagt deze onroerende voorheffing 3,97%. De decreetgever kent echter een verlaging toe door het te koppelen aan een indexeringscoëfficiënt die minimaal 0 en maximaal 1 mag bedragen.

De indexeringscoëfficiënt is daarbij gelijk aan het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van 1996, te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers van het jaar dat het inkomstenjaar voorafgaat. Het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers is daarbij wel af te ronden tot op de hogere of lagere honderdste. De verkregen coëfficiënt is dan weer af te ronden tot op de hogere of lagere tienduizendste. Na de toepassing van de coëfficiënt moet het verkregen tariefbedrag ten slotte nog afgerond worden tot op de hogere of lagere honderdste.

Voor aanslagjaar 2020 bedraagt de afgeronde indexeringscoëfficiënt 0,6535. Hierdoor is de onroerende voorheffing op materieel en outillage, na afronding, gelijk aan 2,59% voor aanslagjaar 2020. Dat is dus opnieuw een daling ten opzichte van tarief in aanslagjaar 2019 (2,69%).

Geef een reactie