Sinds aanslagjaar 2013 beschikt de fiscus over een vernieuwde antimisbruikbepaling die hen extra slagkracht geeft. In principe is het pas van toepassing vanaf aanslagjaar 2013 (inkomstenjaar 2012), maar de fiscus volgt al langer een bijzondere interpretatie. Wanneer het gaat om een keten van rechtshandelingen die al eerder is begonnen, maar waarvan de laatste rechtshandeling na de inwerkingtreding van de antimisbruikbepaling is gesteld, mag de fiscus toch de nieuwe antimisbruikbepaling hanteren. Het kwam tot die interpretatie op basis van de parlementaire voorbereiding, maar de rechtsleer stelde zich eerder al kritisch op. Nu fluit ook het Hof van Beroep te Gent de fiscus terug.
Update van artikel 344 WIB’92 (antimisbruikbepaling)
In 2012 werd het artikel 344 WIB’90 (Wetboek van de Inkomstenbelastingen) aangepast. Dit artikel regelt het bewijs en tegenbewijs bij fiscaal misbruik en de wijziging ging in vanaf aanslagjaar 2013. Voor de meeste ondernemingen zal dit vanaf 1 januari 2012 zijn, maar voor ondernemingen met een gebroken boekjaar gaat het in vanaf de start van het boekjaar dat afsluit na 6 april 2012. Rechtshandelingen die voor deze datum zijn gesteld, vallen dus niet onder de vernieuwde antimisbruikbepaling.
Fiscus springt creatief om met ingangsdatum
Met de update van artikel 344 WIB’92 kreeg de fiscus een extra slag om de arm en daar maakt het maar al te graag gebruik van. Het verwijst daarom naar een bemerking van de toenmalige minister van Financiën, Steven Vanackere, in de parlementaire debatten aangaande de wijziging van het artikel:
“Daarentegen, indien de rechtshandeling of de laatste rechtshandeling die deel uitmaakt van een geheel van rechtshandelingen die een zelfde verrichting tot stand brengt, gesteld is of gesteld wordt in loop van het jaar 2012, kan de nieuwe antimisbruikbepaling mits aan alle voorwaarden voldaan is, wel worden toegepast.”
Op basis van deze bemerking in de parlementaire voorbereiding oordeelt de fiscus dat het artikel ook van toepassing is bij fiscaal misbruik dat tot stand komt door een geheel van handelingen die over een langere periode worden gesteld. Dus men kan dan toch dit artikel hanteren wanneer minstens de laatste handeling in de keten dateert van na de inwerkingtreding van het vernieuwde artikel 344 WIB’92. De fiscus mag dan de nieuwe antimisbruikbepaling gebruiken om voor de volledige keten te bewijzen dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Redenering conflicteert met Programmawet
De Programmawet die met artikel 166 de vernieuwde antimisbruikbepaling invoerde, bevat zelf een uitdrukkelijke bepaling over de inwerkingtreding. Deze inwerkingtreding luidt als volgt:
“Art. 169. Artikel 167 is van toepassing vanaf aanslagjaar 2013, alsmede op rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen die zijn gesteld tijdens een belastbaar tijdperk dat afsluit ten vroegste op de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad en is verbonden aan het aanslagjaar 2012. Elke wijziging die vanaf 28 november 2011 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, is zonder uitwerking voor de toepassing van de bepaling in artikel 167.” (Artikel 169 van de Programmawet (I) van 29 maart 2012)
Dit artikel voorziet met andere woorden niet in een uitzondering voor dergelijke ketens, maar heeft het enkel over rechtshandelingen die na de inwerkingtreding zijn gesteld of het geheel van rechtshandelingen die nadien zijn gesteld. Het artikel doet niet uitschijnen dat, in tegenstelling tot wat Steven Vanackere in de parlementaire voorbereiding opperde, de nieuwe antimisbruikbepaling van toepassing is op het geheel van rechtshandelingen waarvan de laatste rechtshandeling na de inwerkingtreding plaatsvindt. Het artikel heeft het per slot van rekening enkel over de toepasselijkheid op die rechtshandelingen of het geheel van rechtshandelingen die na de inwerkingtreding zijn gesteld.
Hof van Beroep te Gent oordeelt
De visie die de fiscus hanteert werd door de meerderheid van de rechtsleer dan ook al langer bekritiseerd en vroeg of laat moest het inderdaad tot rechtspraak komen. Met haar arrest van 3 december 2019 heeft het Hof van Beroep te Gent dat nu ook gedaan. Het Hof van Beroep te Gent volgt de redenering van het merendeel van de rechtsleer en verzet zich tegen de vrije interpretatie van de fiscus op basis van de parlementaire voorbereiding. Volgens het Hof van Beroep te Gent kan de overweging van de minister in het parlementair debat dan ook niet ingaan tegen de tekst van de wet. Het gevolg is dat enkel het geheel van rechtshandelingen die eenzelfde verrichting tot stand brengen en die allen gesteld zijn na de inwerkingtreding onderhevig zijn aan de verruimde antimisbruikbepaling. Niet meer, niet minder.
Het is nog onduidelijk hoe de fiscus daarop in andere dossiers gaat reageren. In het verleden heeft de fiscus al verschillende keren bewezen dat het zich niet zomaar laat afschrikken door nadelige rechtspraak. “Dan moet u maar naar de rechtbank stappen, meneer”, klinkt voor velen bekend in de oren. Ook de fiscus speelt het spel nu eenmaal niet altijd even eerlijk.