Bij de koop ad gustum of de koop op proef is er sprake van een koopovereenkomst waarbij de koop tot stand komt onder de voorwaarde dat de aankoop eerst slaagt voor een keuringstest. Uit deze keuringstest moet dan blijken dat het product wel aan de gestelde eisen voldoet. Na het niet-slagen mag de koper het product teruggeven, zelfs als het zou genuttigd zijn en gebreken zou vertonen. Als de koper reeds betaalde, krijgt hij zijn geld terug.
Koop onder opschortende voorwaarde
Eerst en vooral is het goed om te weten dat de koop op proef in principe geen willekeur mag inhouden. Men koopt onder opschortende voorwaarde. Dit wil zeggen dat enkel na het niet-slagen voor een test de koop kan worden verbroken. Volgens de vaste rechtspraak is deze opschortende voorwaarde het feit dat de “zaak aan de overeengekomen bestemming beantwoordt” (Cass. 8 december 1955). Zo’n voorwaarde kan objectief of subjectief zijn of daar ergens tussenin bengelen.
Subjectieve voorwaarde (koop op smaak)
Soms spreekt men in de rechtsliteratuur ook wel eens over de koop op smaak. Het gaat ook gewoon om een koop ad gustum, maar de keuringstest is hier van subjectieve aard. Denk bijvoorbeeld aan het kopen op voorwaarde dat men iets lekker vindt, mooi vindt, goed vindt ruiken enzovoort. Deze subjectiviteit kan niet door de rechter worden getoetst. Een rechter kan onmogelijk bepalen wat iemand mooi of lekker vindt.
In theorie geldt ook hier de verplichting om te kopen wanneer het aan de eisen voldoet, maar het valt louter niet te controleren of dat al dan niet het geval is. Toch kan de rechter wel het een en ander toetsen. Zo kan hij bijvoorbeeld nagaan of de koper wel heeft geproefd. Indien dat niet het geval is, kan hij de smaak ook niet vinden tegenvallen en blijft de koop bestaan. Daarnaast kan hij het proefresultaat uit andere feiten afleiden, zoals het niet binnen een redelijke termijn communiceren over de negatieve testresultaten.
Objectieve koop op proef
Veelal zal de opschortende voorwaarde objectiever zijn, maar blijven er wel een aantal subjectieve maatstaven bestaan. Een voorbeeld daarvan is een landbouwer die op proef een stier koopt en die hem eerst even aan een proef onderwerpt waaruit blijkt dat hij “voldoende dekt”. Het objectieve schuilt erin dat hij moet dekken, maar “voldoende” blijft subjectief. We spreken hier van “objectiveerbare subjectieve maatstaven” die door de rechter kunnen worden geïnterpreteerd. In de praktijk vertrekt de rechter daarbij van het principe dat de partijen de proef hebben willen beperken tot een redelijke, billijke en toetsbare appreciatie. Meestal laat men een goede dekstier twee tot drie keer per week dekken en dan is dat een goede maatstaf. Ook wat het woord “dekken” betreft, kon het in feite objectiever, maar hier kan een rechter aannemen dat een stier die “voldoende dekt” geen gepassioneerde kopdekker zal zijn.
Ten slotte kan het ook heel duidelijk zijn en kan de gestelde voorwaarde “zuiver objectief” zijn. Het gaat dan vaak om de onderwerping aan een proef om na te gaan of er aan bepaalde technische eigenschappen is voldaan, bijvoorbeeld ter bepaling van de geleidingsweerstand. In zo’n geval kan een rechter eenvoudig uitspraak doen, eventueel na het bevelen van een deskundigenonderzoek.
Totstandkoming van de koop op proef
De koop ad gustum kan zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend tot stand komen. Bij een uitdrukkelijke totstandkoming maken de partijen een aantal afspraken en hier geldt in principe de contractvrijheid. Hierin kunnen ze zo objectief en subjectief zijn als ze zelf willen.
Daarnaast kan de koop op proef ook stilzwijgend ontstaan. Deze mogelijkheid is zelfs in het Burgerlijk Wetboek ingeschreven, maar geldt enkel waar zo’n koop op proef heel gewoon is.
Ten aanzien van wijn, olie en andere zaken die men gewoon is te proeven alvorens ze te kopen, is er geen koop zolang de koper die niet heeft geproefd en aanvaard.” (Art. 1587 BW)
Dit artikel is natuurlijk verouderd en is niet zo te interpreteren dat er ten aanzien van wijn en olie altijd sprake is van een koop op proef. Het moet dan ook worden gelezen als “ten aanzien van wijn […] die men gewoon is te proeven alvorens ze te kopen”, “ten aanzien van […] olie […] die men gewoon is te proeven alvorens ze te kopen” en “ten aanzien van […] andere zaken die men gewoon is te proeven alvorens ze te kopen”. Wijn en olie doen louter dienst als voorbeelden. Ten aanzien van wijn uit de winkelrekken in de Colruyt is het niet gewoon dat je ze eerst proeft alvorens je ze koopt.
In de praktijk is het slechts bij uitzondering nog gewoon om te proeven vooraleer je koopt. Daarom wordt de stilzwijgende totstandkoming van de verkoop ad gustum maar moeilijk door de rechtspraak aanvaard. Een aantal voorbeelden waarbij dat wel het geval is:
- Kledij op maat
- Brilglazen i.f.v. de gemeten oogsterkte
- Prothesen
- Complexe industriële uitrusting (bv. onderdelen die hittebestendig moeten zijn)
- Complexe wijnen (bv. van een bepaald jaartal en met bepaalde eigenschappen)
- Renpaarden
Modaliteiten van de koop ad gustum
Om aan de koopovereenkomst te kunnen verzaken, moet er in ieder geval een proef plaatsvinden. Wie verzaakt aan de proef, moet kopen. De vraag is natuurlijk wanneer een koper verzaakt aan de proef, ofwel: hoeveel tijd heeft de koper om te proeven? Deze termijn kan volgen uit de overeenkomst, maar in het andere geval moet er gekeken worden naar wat redelijk is. De aard van de koop, de aard van het verkochte goed en andere relevante omstandigheden moeten daarbij in acht worden genomen. Om een wijn te proeven is er minder tijd nodig dan om na te gaan of een prijsduif aan de proefvoorwaarden voldoet.
Daarnaast stelt zich ook de vraag wie de proef moet uitvoeren. In principe is dat de koper of de lasthebber van de koper, maar hierop zijn uitzonderingen mogelijk. Zo kan de overeenkomst bepalen dat een onafhankelijke derde de proef afneemt. Daarnaast is er de situatie waarbij de koper voor de proef komt te sterven. In zo’n geval gaat de koopovereenkomst over op de erfgenamen. Zij kunnen dan tot de proef overgaan. Het feit dat hun smaak niet dezelfde is als die van de erflater speelt daarbij geen rol.
De kosten van de proef zijn verder voor de koper, maar hiervan kan bij contract worden afgeweken.
Ten slotte moet er ook worden nagedacht over de plaats van de proef. Ook hier zal de redelijkheid primeren. Een wijntje kan je proeven in het wijnhuis, maar een stier moet je misschien toch wel meenemen naar het weiland. En ook hier kunnen koper en verkoper afspraken over maken.