BoeteGevangenisstrafStraf

Wat is flessentrekkerij en wat zijn de sancties?

Taxi’s, cafés, restaurants en hotels zijn vaak afhankelijk van de bereidheid en de wil van de klant om nadien te betalen. Het is vrijwel niet mogelijk om vooraf zekerheden te verkrijgen. Een restaurant dat vraagt om op voorhand al een waarborg neer te leggen, zou bijvoorbeeld maar weinig klanten krijgen. Om deze handelaren te beschermen werd flessentrekkerij in 1936 strafbaar gesteld.

Wat is flessentrekkerij?

Het woord flessentrekker is afkomstig van de uitdrukking ‘iemand een fles aftrekken’. Historisch gezien gebeurde het immers dat iemand, gewapend met de eigen fles, zijn fles vulde van iemand anders biervat. Het gaat dus eerder over een vorm van diefstal dan oplichting. In elk geval is het ruimer dan het tafelschuimen. Volgens de wetgever omvat het verschillende strafbare zaken:

  • Tafelschuimen: zich op café of op restaurant van dranken of spijzen laten voorzien om ze daar geheel of gedeeltelijk te verbruiken zonder daarvoor te betalen
  • Overnachten in een hotel of herberg zonder daarvoor te betalen
  • Een rijtuig huren zonder daarvoor te betalen

Volgens artikel 508bis Strafwetboek worden deze vormen van flessentrekkerij bestraft met een geldboete van 200 tot 1500 euro (te vermenigvuldigen met de opdeciemen) en een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden. Bij recidive kunnen de straffen worden verdubbeld.

Voorwaarden voor de strafbaarheidsstelling

Het misdrijf flessentrekkerij is strafbaar indien er aan vier eisen is voldaan:

  • Het moet gaan om een van de diensten die in de strafwet is omschreven
  • De diensten moeten op vraag van de dader verstrekt zijn
  • De dader moet in de volstrekte onmogelijkheid verkeren om te betalen voor deze diensten
  • Er moet sprake zijn van algemeen opzet

# 1. Diensten die in de strafwet zijn omschreven

In de strafwet zijn drie diensten opgesomd: “zich in een daartoe bestemde inrichting dranken of spijzen laat opdienen, die hij daar geheel of gedeeltelijk verbruikt, zich logies doet geven in een reizigershotel of in een herberg, of een huurrijtuig huurt”. De rechtspraak en de rechtsleer verfijnden het een en ander.

Zich dranken en/of spijzen laat opdienen in een daartoe bestemde inrichting, die ter plaatse geheel of gedeeltelijk worden verbruikt

Eerst en vooral is het wel degelijk zo dat de aankoop en consumptie van andere zaken dan dranken en spijzen niet gedekt is door de strafbepaling. Wie bijvoorbeeld in een shishabar (alsook aanzien als horecazaak) niet zou kunnen betalen voor de waterpijp maar wel voor de dranken, is niet strafbaar onder artikel 508bis.

Wat de “daartoe bestemde inrichting” betreft, wordt er wel gekozen voor een ruime invulling. Het gaat om elke vaste of gelegenheidsinrichting die voor het publiek toegankelijk is, het gaat dus bijvoorbeeld ook om een tijdelijke tent die tijdens de winter achter een café wordt geplaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat al wie hun drank niet in het café consumeren straffeloos zouden zijn. De rechtspraak oordeelde eerder wel dat er geen sprake is van verbruik in de daartoe bestemde inrichting bij take-awayrestaurants of bij leveringen aan huis.

Opdat de inrichting “daartoe bestemd” zou zijn, moet de exploitant een handelaar zijn. Wie slechts occasioneel drank en spijs verkoopt, valt niet onder de beschermingsgrond. Als je bij de kapper een koffie krijgt aangeboden tijdens het wachten, zal er niet snel sprake zijn van flessentrekkerij.

Vereist is vervolgens dat de spijzen en dranken “geheel of gedeeltelijk” worden verbruikt. Hierover bestaat al langer discussie in de rechtspraak en de rechtsleer. Volgens sommigen volstaat het dat de dranken of spijzen worden geserveerd. Zij worden immers onmiddellijk onverkoopbaar en verliezen hun waarde, waardoor ze op zijn minst gedeeltelijk worden verbruikt. Volgens anderen is deze visie verkeerd en moet er op zijn minst sprake zijn van consumptie.

Zich logies doen geven in een reizigershotel of een herberg

De woorden “reizigershotel of een herberg” worden door de rechtspraak ruim geïnterpreteerd. Het gaat om alle inrichtingen waar reizigers kunnen worden geherbergd tegen vergoeding. Het is niet vereist dat de inrichting onderworpen is aan het statuut van het hotelverblijf. Opnieuw is het wel vereist dat het gaat om een beroepsmatige bezigheid en volstaat het occasioneel herbergen niet.

In de rechtsleer bestaat er discussie over de vraag of het al dan niet vereist is of de reiziger de kamer ook effectief betrekt. Indien de overeenkomst een ontbindende voorwaarde heeft bij niet-betrekking, zal dat naar alle waarschijnlijkheid niet het geval zijn. De overeenkomst wordt dan ontbonden en men heeft zich dus geen logies doen geven.

Een huurrijtuig huren

Dit wordt geïnterpreteerd als de verhuring van bestuurde voertuigen die dienen voor het vervoer van personen en die op het verzoek van die persoon een bepaalde afstand hebben afgelegd.

Het gaat met name om taxi’s, maar ook om andere vormen van verhuring van een voertuig met bestuurder. De huur van een voertuig zonder bestuurder valt volgens de meerderheid van de rechtsleer niet onder deze bepaling. Dit omdat de wetgever met deze bepaling de verhuur van diensten wou beschermen en niet de verhuur van zaken. Bij de verhuur van diensten is men per slot van rekening afhankelijk van de vertrouwensrelatie van de dienstafnemer, terwijl men bij de verhuur van zaken eenvoudig andere zekerheden kan verkrijgen (bv. borgstelling via de kredietkaart).

Een “huurrijtuig” is elk voertuig dat ter beschikking wordt gesteld tegen betaling van een vergoeding. Dit wordt zo geïnterpreteerd dat niet alleen taxibedrijven maar bijvoorbeeld ook hotels die transportdiensten aanbieden (bv. minbusje en collectief verhuur) hieronder vallen. Treinen of bussen van De Lijn vallen er echter niet onder omdat die in principe enkel toegankelijk zijn voor personen die over een geldig vervoersbewijs beschikken. Hier moet de aanbieder vooraf de nodige controles uitoefenen, terwijl er andere administratieve boetes mogelijk zijn.

Vervolgens is het vereist dat de voertuigen worden verhuurd voor het vervoer van personen. Ten aanzien van koeriers geldt dit artikel dus niet. Het is echter niet vereist dat het voertuig een bepaalde afstand aflegde met de afzetter, maar wel met het oog op het vervoer van die afzetter. Wie een taxi belt en vervolgens de taxi niet wil benutten en niet wil betalen voor de geboekte ongebruikte rit, is met andere woorden ook gewoon strafbaar.

# 2. Op initiatief van de dader

Vereist is daarnaast dat de flessentrekker zelf het initiatief moet nemen en om de diensten moet vragen. De correctionele rechtbank van Brussel oordeelde bijvoorbeeld dat er geen sprake is van een strafbaar feit wanneer een persoon weigert om te betalen voor geserveerde dranken en spijzen op initiatief van een restaurant. Als een restaurant op eigen initiatief een flesje water brengt en men achteraf niet wil of kan betalen voor die fles, is men aldus niet strafbaar.

# 3. In de volstrekte onmogelijkheid verkeren om te betalen

Het moet volstrekt onmogelijk zijn om te betalen. Voor de schuldeiser moet het onmogelijk zijn om via een gewone burgerlijke procedure alsnog zijn geld op te eisen. Kan via de burgerlijke procedure een deurwaarder goederen komen halen om alsnog tot betaling over te gaan? Dan is er geen sprake van strafbaarheid. Het volstaat dus niet dat men ter plaatse in het restaurant niet kan betalen.

Wel slaat het volstrekt karakter op de volledige betaling van de schuld. Het uitvoeren van deelbetalingen zorgt dus niet voor straffeloosheid.

De rechtspraak oordeelt bovendien dat er geen sprake is van strafbaarheid wanneer de uitbater uitstel van betaling toestaat. Wie toestaat dat een caféganger “op de poef” bestelt, kan zich later niet beroepen op artikel 508bis Strafwetboek.

Ten slotte is vereist dat de onmogelijkheid op het moment van het misdrijf bestaat. Wie nadien wel over voldoende inkomsten beschikt, bijvoorbeeld omdat de volgende dag het loon wordt gestort, blijft strafbaar.

# 4. Er moet sprake zijn van opzet

Bijzonder opzet is niet vereist, maar er moet wel sprake zijn van algemeen opzet. De dader moet wetens en willens een strafbare gedraging plegen. Dit houdt in dat men op de hoogte moet zijn van het feit dat het onmogelijk is om hiervoor te betalen. Wie bijvoorbeeld moet betalen en vervolgens vaststelt dat zijn portefeuille is gestolen, pleegt geen strafbaar feit. De correctionele rechtbank van Dinant gaf dat eerder ook al aan, maar benadrukte wel dat men daarvan het bewijs moet leveren. Meteen een aangifte doen bij de politie is dan ook cruciaal.

Wat bij herhaling?

Het Strafwetboek voorziet een verdubbeling bij herhaling. Er staat echter nergens binnen welke termijn de afzetter tot herhaling moet overgaan. De rechtsleer hanteert daarop de ruime bepaling van artikel 56, lid 2 Strafwetboek. In de praktijk bedraagt de termijn met andere woorden “vijf jaren sinds hij zijn straf heeft ondergaan of sinds zijn straf verjaard is”.

Burgerlijke vordering mogelijk

Voor de benadeelde handelaar blijft het mogelijk om een burgerlijke vordering in te dienen om het onbetaalde te verkrijgen. Gelet op het feit dat het volstrekt onmogelijk moet zijn om te betalen, lijkt dit vreemd. Het geeft echter de handelaar de mogelijkheid om de schuldenaar die intussen wel in de mogelijkheid verkeert of die in de toekomst misschien wel in de mogelijkheid zal verkeren alsnog aan te spreken.

Toch moet er wat de burgerlijke vordering betreft rekening worden gehouden met de Besluitwet van 14 november 1939 betreffende de beteugeling van de dronkenschap. Artikel 17 van deze besluitwet stelt immers dat vorderingen tot betaling van “dronkenmakende dranken die in drankgelegenheden, koffiehuizen, hotels, herbergen en welkdanige drankslijterijen ook verbruikt werden” niet toegankelijk zijn. Hierop is wel een uitzondering voorzien voor hotels en herbergen die tijdens de eetmalen ook alcoholhoudende dranken serveren. Ook als de burgerlijke vordering niet mogelijk is, kan er natuurlijk altijd nog gevolg aan worden gegeven via een strafrechtelijke procedure.

Geef een reactie