Ons land ligt vol met leidingen en kabels die door telecomoperatoren worden gebruikt. Deze leidingen en kabels blijven eigendom van de operator, ook als ze in het openbare domein worden aangebracht of in de grond van een private eigenaar. Dit eigendomsstatuut is geregeld door artikel 97 van de Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. Omdat er onduidelijkheid was over het eigendomsrecht bij infrastructuur in de gemene delen van appartementsgebouwen heeft de wetgever artikel 97 recent aangepast.
Telecomoperator blijft de eigenaar van de lijnen, uitrusting en kabels
In paragraaf 1 van dat artikel 97 staat onder meer te lezen dat elke operator van een openbaar telecomnet gemachtigd is om het openbaar domein en de eigendommen te gebruiken om zijn kabels, bovengrondse lijnen en uitrusting aan te leggen en om hieraan werken uit te voeren. In paragraaf twee staat te lezen dat deze lijnen, uitrustingen en kabels zijn eigendom blijven.
Deze tweede paragraaf schrijft eigenlijk een uitzondering voor op het recht van natrekking. Het recht van natrekking houdt in dat wie eigenaar van een goed is, ook eigenaar is van de bestanddelen van dat goed. Als er een zaadje op jouw terrein waait en daar uiteindelijk een boom uit voorkomt, is die boom ook jouw eigendom omdat het terrein jouw eigendom is. De appels van de boom zijn eveneens jouw eigendom enzoverder. Maar dat geldt dus niet voor de kabels en lijnen die een telecomoperator in jouw grond stopt, die blijven van de operator.
Juridische onduidelijkheid bij de gemene delen van appartementen
Eerder werd vastgesteld dat de bepalingen van artikel 97 onvoldoende duidelijkheid boden bij de gemene delen appartementsgebouwen. Het probleem is dat er in de wet ook staat dat de gedeelten van het gebouw die voor alle mede-eigenaars zijn of die voor enkele van hen zijn bestemd, vermoed worden gemeenschappelijk te zijn. Het gaat er vooral om dat de kabels die de elektricien aanlegt voor de verlichting in de gang, een beetje het eigendom zijn van iedereen. Een enkele eigenaar kan er niet zomaar mee aanvangen wat hij wil. Deze bepaling zorgde echter voor verwarring als het ging om de kabels die door de telecomoperator in het gebouw worden aangelegd. Deze juridische onduidelijkheid heeft de wetgever nu weggewerkt.
Dat heeft de wetgever gedaan door aan het artikel 97 een zinsnede toe te voegen. Hierdoor wordt in de wet duidelijk vermeld dat het eigendomsrecht van de telecomoperator ook behouden blijft indien de leidingen in de gemeenschappelijke delen van het gebouw worden aangebracht.
Art. 97. § 1. Onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, is (elke operator van een openbaar elektronische-communicatienetwerk) gemachtigd om, mits eerbiediging van hun bestemming en de wettelijke en reglementaire bepalingen die hun gebruik regelen, het openbaar domein en de eigendommen te gebruiken om kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen aan te leggen en alle nodige werken hieraan uit te voeren.
Tot deze werken behoren die welke nodig zijn voor de instandhouding, de wijziging, de herstelling, de opruiming en de controle op de kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen.
§ 2. De aangelegde kabels, bovengrondse lijnen en bijbehorende uitrustingen blijven eigendom van (de operator van het betrokken openbaar elektronische-communicatienetwerk), ook indien deze in de gemeenschappelijke delen van een gebouw conform artikel 3.82, § 2, van het Burgerlijk Wetboek worden aangelegd.” (Artikel 97 van de Wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven)
Deze toevoeging neemt elke vorm van onduidelijkheid weg. Het zorgt ervoor dat telecomoperatoren 100% zeker zijn dat zij de eigenaar blijven van kabels, lijnen en uitrustingen in gemeenschappelijke delen van appartementen. Het wegnemen van deze juridische onzekerheid moet telecomoperatoren aanmoedigen om verder te gaan met het uitrollen van nieuwe hogesnelheidsnetwerken in ons land.