Rechters hebben de mogelijkheid om de wettelijke minimumduur bij verzachtende omstandigheden te verminderen. Voor wat betreft de autonome straf onder elektronisch toezicht zou men in principe de duur tot minder dan een maand kunnen verminderen. Volgens de wetgever is dat op praktisch vlak gewoon onhaalbaar. De wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken (B.S. 18 juli 2018) grijpt dan ook in.
Waarover gaat het?
Het Strafwetboek geeft rechters de mogelijkheid om bij verzachtende omstandigheden een autonome straf onder elektronisch toezicht korter dan een maand uit te spreken. De minimumgrens is die van de politiestraf.
Zo’n autonome straf onder elektronisch toezicht kan sinds mei 2016 als hoofdstraf opgelegd worden. Voorwaarde is wel dat het betrokken feit niet gestraft kan worden met een gevangenisstraf van meer dan een jaar. Ook zijn er heel wat uitsluitingen. Denk maar aan gijzelneming, seksuele misdrijven of roofmoord. Hierbij legt de wetgever een minimumduur van één maand en een maximumduur van een jaar op. Artikel 85 Strafwetboek voorziet echter in een eventuele kortere duur bij verzachtende omstandigheden, zoals hierboven aangehaald.
De wetgever grijpt in
De wetgever heeft artikel 85 van het Strafwetboek aangepast. Op die manier verliest de rechter de mogelijkheid om bij verzachtende omstandigheden een autonome straf onder elektronisch toezicht korter dan een maand uit te spreken.
Bijzonder is wel dat de wetgever artikel 37ter, § 2 Sw. onaangeroerd heeft gelaten, terwijl dat artikel concreet verwijst naar de in artikel 85 geschrapte mogelijkheid. Volgens artikel 37ter, § 2 Sw. heeft de rechter immers de mogelijkheid om een kortere straf uit te spreken: “De strafrechter kan overeenkomstig artikel 85 rekening houdende met verzachtende omstandigheden, zonder evenwel de duur van het elektronisch toezicht als autonome straf te bepalen op minder dan één maand”. Een vergetelheid?
Deze wijziging treedt in werking op 28 juli 2018 (tien dagen na publicatie).