Dossier coronavirusFeaturedIn de persInternationaalStaat & BestuurVeiligheid en defensie

Waarom roept België de noodtoestand niet uit bij strijd tegen coronavirus?

Portugal, Spanje en Brazilië: het aantal landen dat intussen de noodtoestand uitriep valt niet meer bij te houden. In België wordt er echter geen woord over gerept, buiten dan de bevolking die zich al eens afvraagt waarom wij niet overgaan tot zo’n noodtoestand? Het antwoord is eenvoudig: een noodtoestand is in België zo goed als onmogelijk.

Wat is een noodtoestand?

Een noodtoestand is een buitengewone toestand waarbij de overheid aangeeft dat de normale wetgeving niet langer moet worden gerespecteerd. De overheid moet dan niet voortdurend wetten wijzigen, zoals we het tot op heden nog doen, maar kan heel slagkrachtig handelen. Bovendien maakt het de overheid mogelijk om aan een aantal grondrechten te raken. Zo’n noodtoestand is door het internationaal recht toegestaan. Het is zelfs zo dat het EVRM (Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) ook zelf een uitzondering voorziet voor de noodtoestand:

In tijd van oorlog of in geval van enig andere algemene noodtoestand, welke het bestaan van het volk bedreigt, kan iedere Hoge Verdragsluitende Partij maatregelen nemen welke afwijken van zijn verplichtingen, ingevolge dit Verdrag, mits deze maatregelen niet verder gaan dan de toestand vereist en niet in strijd zijn met andere verplichtingen welke voortvloeien uit het internationale recht.” (Artikel 15, lid 1 EVRM)

Grondwettelijk verbod op noodtoestand

In België is een noodtoestand grondwettelijk niet mogelijk. De constituante van 1830 was zeer vooruitstrevend voor zijn tijd en toonde een sterk vertrouwen in de rechtstaat en de rechten van de burgers, iets waarvoor we ons in België gelukkig mogen prijzen. Het koos voor een maximaal respect voor de rechtstaat en de grondrechten toen het in 1831 de grondwet aannam. Er zijn nog landen die zo’n noodtoestand wettelijk niet voorzien, maar de constituante koos er echter voor om elke schorsing van de Grondwet door een noodtoestand te verbieden en dat is toch wel vrij uitzonderlijk (zeker als je weet dat het EVRM, toch nog steeds het archetype als het over mensenrechten gaat, zo’n 120 jaar later tot stand kwam):

De Grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst.” (Artikel 187 Grondwet)

Een uitzondering toegestaan

Hoewel het grondwettelijk niet mogelijk is om een noodtoestand uit te roepen, is er één enkele keer anders beslist. De besluitwet betreffende de staat van oorlog en de staat van beleg van 11 oktober 1916 geeft het leger, wanneer de staat van beleg wordt uitgesproken, verregaande bevoegdheden die indruisen tegen de bepalingen van onze Grondwet. Zo mag het leger bijvoorbeeld:

  • Personen die verdacht worden met de vijand in betrekking te staan “uit de plaatsen verwijderen waar zij schadelijk zouden kunnen zijn”
  • Dag en nacht huiszoekingen houden bij burgers of overgaan tot lichamelijke doorzoekingen
  • Toezicht houden over de correspondentie en ze “wederhouden of in beslag nemen”
  • Personen en zaken opeisen om “de werking der openbare diensten te verzekeren in ’t rechtstreeks of niet rechtsreeks belang van ’s lands verdediging”. Opgeëiste personen kunnen ook “verplicht worden als herkenningsteken een armband in de nationale kleuren te dragen, waarop de letter V vermeld staat ter aanduiding hunner vrijwillige dienstneming”

Daarnaast worden de bevoegdheden grotendeels overgemaakt aan de regering en gelden er talloze verbodsbepalingen, zoals het verbod op het uitbrengen van dagbladen “om den vijand voordeel bij te brengen of een ongelukkigen invloed uit te oefenen op den geest der troepen en der bevolking”.

Grondwettelijkheid van de besluitwet van 11 oktober 2016

Grondwetspecialisten halen al langer aan dat de desbetreffende besluitwet in feite ongrondwettelijk is. Toch werd de besluitwet door het Hof van Verbreking (het hedendaags Hof van Cassatie) gevalideerd. Toenmalig advocaat-generaal Hayoit de Termicourt achtte dat de invoering van de noodtoestand mogelijk is via een gewone wet en dat dergelijke noodwetgeving niet in strijd is met artikel 187 van de Grondwet. Volgens zijn redenering kan een noodtoestand uitgeroepen worden wanneer “de onafhankelijkheid van het land” in gevaar is.

Tot op heden is dit arrest nog steeds sterk bekritiseerd. Het moet dan ook bekeken worden naar de geest van zijn tijd. Het arrest van het Hof van Verbreking dateert immers van 4 maart 1940. Oostenrijk was toen al door Duitsland geannexeerd, net zoals het Tsjecho-Slowaakse Sudetenland. Duitsland had al een pact gesloten met Italië en Japan. Polen was verloren. De Sovjet-Unie was nog steeds druk in de weer om de Finse skitroepen op de knieën te krijgen en uiteindelijk was België nog maar twee maanden verwijderd van de Duitse invasie. De schrik zat er toen goed in, zeker omdat er eerder al schermutselingen waren langs de Frans-Duitse grens. Het hoeft niet te verbazen dat het Hof van Verbreking het toen niet aandurfde om zomaar even het land op zijn kop te zetten door de noodtoestand ongrondwettelijk te noemen.

Hoewel bekritiseerd kunnen we, in het uiterste geval, stellen dat België de noodtoestand enkel kan inroepen wanneer onze onafhankelijkheid in gevaar is. Over wanneer dat al dan niet het geval is, bestaan er al evenveel discussies. Gelukkig gaat het steeds om theoretische discussies onder rechtsgeleerden. In elk geval kunnen we het erop houden dat het coronavirus nog niet meteen in staat is om de onafhankelijkheid van ons land aan te tasten. En daarom roepen we de noodtoestand dus ook niet uit.

Geef een reactie