Eerder hadden we het al over flessentrekkerij of de niet-betaling op restaurant, hotel of bij het boeken van een taxirit. Daarnaast heeft de wetgever in een ander artikel ook de niet-betaling aan de brandstofpomp strafbaar gesteld. Dit verdient een aparte toelichting omdat de spelregels hier toch grondig anders zijn.
Gevangenisstraf en boete voor pompen en niet betalen
Het Strafwetboek stelt dat wie een voertuig van brandstof laat voorzien of laat smeren en zich bedrieglijk aan de onmiddellijke betaling ervan ontrekt, strafbaar is. Er is een gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden voorzien en een geldboete van 200 tot 1.500 euro (te vermenigvuldigen met de opdeciemen). Bij recidive kan de straf worden verdubbeld.
“Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van tweehonderd euro tot vijftienhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die, na een voertuig van brandstof of smeerolie te hebben laten voorzien, zich bedrieglijk aan de onmiddellijke betaling onttrekt.
Bij herhaling kunnen de straffen worden verdubbeld.” (Art. 508ter Strafwetboek)
Met deze strafbepaling wil de wetgever iedereen die zijn voertuig van brandstof of smeerolie laat voorzien en niet onmiddellijk betaalt, strafbaar stellen. Het “bedrog bij tanken” doet sterk denken aan de flessentrekkerijregels van artikel 508bis Strafwetboek, maar er zijn toch een aantal verschillen. Hier is het bijvoorbeeld niet vereist dat men in de onmogelijkheid verkeert om te betalen. Het louter pompen en niet betalen kan al volstaan. Er is ook een bijzonder opzet vereist en geen algemeen opzet. Toch zal pompen en niet betalen niet altijd strafbaar zijn.
Voorwaarden voor de strafbaarheidsstelling van pompen en niet betalen
Opdat er sprake zou zijn van een strafbaar feit, moet er aan drie voorwaarden zijn voldaan:
- De betrokkene moet een voertuig laten bevoorraden met brandstof of met smeerolie
- De betrokkene moet weigeren om onmiddellijk te betalen
- Er moet sprake zijn van bijzonder opzet
Voertuig laten bevoorraden met brandstof of smeerolie
Vereist is dat het tankstation op vraag van de automobilist het voertuig van de dader voorziet van brandstof of smeerolie. Je kan het dus onderscheiden van diefstal en het gaat eerder om een vorm van afzetterij. De manier waarop de brandstof ter beschikking wordt gesteld is niet relevant. Het lijkt echter niet mogelijk om deze bepaling in te roepen wanneer men een elektrische auto van stroom voorziet.
De dader moet steeds zelf het initiatief nemen om zich ter plaatse van brandstof en/of smeerolie te (laten) voorzien. Het volstaat dat de uitbater op diens verzoek de brandstof ter beschikking stelt. In elk geval moet de dader zelf het initiatief nemen, bijvoorbeeld door te pompen of de pompbediende te vragen om dit voor hem te doen.
Het is niet vereist dat de verkoper een handelaar is. In tegenstelling tot wat we bij artikel 508bis zien, kan ook het bedriegen van een particulier die zijn brandstof verkoopt op basis van deze bepaling strafbaar zijn.
Weigering om onmiddellijk te betalen
De onmogelijkheidsvereiste van artikel 508bis is hier niet van toepassing. Het volstaat dat de automobilist weigert om de prijs onmiddellijk te betalen, ongeacht of hij dat al dan niet kan.
Wel moet er volgens eerdere rechtspraak, onder andere van de Politierechtbank van Hasselt, rekening worden gehouden met de bedoeling van de wetgever. De wetgever wil de pomphouder beschermen tegen oneerlijke voertuigbestuurders, maar niet tegen onoordeelkundige kredietverlenende pompuitbaters. Een pomphouder die iemand toestaat om “op de poef” te tanken, geniet dus geen bescherming op grond van deze bepaling.
Bijzonder opzet
Het woord “bedrieglijk” vereist volgens de rechtspraak een vorm van bijzonder opzet ten aanzien van de onttrekking aan de onmiddellijke betaling. Men moet dus ook effectief de wil hebben om niet te betalen, ongeacht of men dat al dan niet kan. Een bestuurder die na het tanken wegvlucht, geeft blijk van zo’n bijzonder opzet. Een bestuurder die aangeeft zijn bankkaart vergeten te zijn, deze gaat halen en vervolgens betaalt, geeft geen blijk van zo’n wil.
In de parlementaire voorbereiding wordt daarentegen het voorbeeld gegeven van een bestuurder die tankt, aangeeft dat hij even geld moet afhalen en die vervolgens opzettelijk niet meer terugkeert. Hij geeft wel blijk van de wil om niet te betalen. Diezelfde bestuurder die onderweg een ongeval heeft en daardoor niet meer terug kan keren, handelt niet met bijzondere opzet en is dan weer niet strafbaar.