Recent moest het Hof van Cassatie uitspraak doen over de al dan niet kwalificatie van de aankoop van een wagen tot “daad van koophandel”. Hierbij werd in de overeenkomst aangegeven dat “de luxe-personenwagen niet voor handelsdoeleinden is”. Een dergelijke verklaring is echter nog niet voldoende om te kunnen spreken van consumentenkoop, zo verduidelijkt althans het Hof van Cassatie.
Vermoeden van daden van koophandel
Het Hof van Cassatie haalt aan dat er een vermoeden is dat alle verbintenissen van kooplieden daden zijn van koophandel, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Dit is een uitdrukkelijke aanhaling van art. 2 in fine Wetboek van Koophandel.
Loutere vermelding onvoldoende tegenbewijs
Verder oordeelt het Hof dat de loutere verklaring dat het gekochte voortuig uitsluitend voor privégebruik aangeschaft is, onvoldoende tegenbewijs inhoudt. Het vermoeden dat het gaat om een daad van koophandel, blijft met andere woorden aanwezig.
Gevolgen
Een kwalificatie als daad van koophandel heeft nefaste gevolgen voor degene die de wagen kocht. Zo verliest de koper de voordelige regeling van twee jaar garantie (alhoewel dat meestal contractueel tot 1 jaar wordt beperkt).