Proces

Aanhoudingsbevel verplicht te motiveren én te ondertekenen

In zijn arrest van 5 juli 2018 (nr. 91/2018) maakt het Grondwettelijk Hof duidelijk dat de ondertekening en motivering van het aanhoudingsbevel, substantiële vormvereisten zijn. Indien die substantiële vormvereisten niet worden nageleefd, moet de verdachte worden vrijgelaten.

Nochtans waren die vereisten door de Wet van 21 december 2016 geschrapt. Het Grondwettelijk Hof oordeelt echter dat die schrapping een schending inhoudt van artikel 12 van de Grondwet. Wel blijven de gevolgen van de reeds verleende aanhoudingsbevelen gehandhaafd indien ze verleend werden voor 1 september 2018. Op die manier voorkomt het Hof allerhande procedures.

Waarover ging de zaak?

De Ordre des Barreaux francophones et Germanophone was na de publicatie van de wet van 21 december 2016 naar het Grondwettelijk Hof geschrapt. Het vroeg hierbij de vernietiging van artikel 7,4° en artikel 7,5°. Deze bepalingen schrapten immers de aangehaalde motiverings- en ondertekeningsverplichting. De  Ordre des Barreaux francophones et Germanophone haalde aan dat die schrapping een schending inhield van het recht op veiligheid en vrijheid.

Grondwettelijk Hof nr. 91/2018

Het Grondwettelijk Hof volgde in zijn arrest de redenering van de Ordre des Barreaux francophones et Germanophone.

Volgens het Hof vormt de uitdrukkelijke motiveringsplicht bij de vrijheidsberoving een grondwettelijke verplichting (artikel 12 Grondwet).  Zowel de ondertekening door de rechter als de uitdrukkelijke motivering ervan zijn volgens het Hof substantiële vormvereisten. Het Hof oordeelde onder andere: “door het essentiële karakter van het recht op persoonlijke vrijheid, vormt de niet-nakoming van een dergelijke formaliteit, zelfs in geval van overmacht, een ernstige en bijgevolg onherstelbare onregelmatigheid”.

Zowel artikel 7,4° als 7,5° werden door het Hof vernietigd. Conclusie: indien de handtekening of de motivering op het aanhoudingsbevel ontbreekt, is de invrijheidstelling het gevolg.

Geef een reactie