Dossier coronavirusEconomieIn de pers

Bemeubeld en toch recht op de proportionele vermindering van de onroerende voorheffing

Vorig jaar dienden heel wat winkels, horecazaken en bedrijven de deuren te sluiten. Er werden niet alleen steunmaatregelen voorzien, maar fiscalisten wezen hen ook op de mogelijkheid om een proportionele vermindering van de onroerende voorheffing aan te vragen. Een van de vereisten om in aanmerking te komen voor deze proportionele vermindering is dat het onroerend goed niet-gemeubileerd was. De minister legde recent uit wat daaronder moet worden begrepen.

Vermindering van de onroerende voorheffing

De onroerende voorheffing is een belasting die wordt geheven op de onroerende eigendommen. Deze belasting wordt jaarlijks geheven. De berekeningsbasis is het kadastraal inkomen van het onroerend goed. De belasting is te betalen door wie op 1 januari de eigenaar of de vruchtgebruiker is van het onroerend goed.

De berekening van de onroerende voorheffing is behoorlijk complex. Sinds 1994 is het een zelfstandige belasting waarvan de tarieven door de gewesten worden vastgelegd. Zowel de provincie als de gemeenten kunnen er vervolgens zogenaamde opcentiemen op toepassen. In Vlaanderen is het de Vlaamse Belastingdienst die de belasting int. Niet alleen verschilt het een en ander per gewest, provincie en gemeente, bovendien kunnen er ook allerlei verminderingen worden toegepast. Er is bijvoorbeeld de vermindering voor oorlogsslachtoffers, de vermindering voor energiezuinige gebouwen en de vermindering voor woningen die worden gebruikt voor de sociale huisvesting. Ook de proportionele vermindering is een voorbeeld van zo’n vermindering.

Wat is de proportionele vermindering van de onroerende voorheffing

De proportionele vermindering is een vermindering die wordt toegepast als een onroerend goed gedurende een bepaalde periode improductief is geweest. Dit is bijvoorbeeld het geval als een onroerend goed gedeeltelijk is afgebrand of ingestort.

Toch kan ook een niet-vernield gebouw improductief zijn geweest, bijvoorbeeld in afwachting van een nieuwe huurder. Dan wil dit zeggen dat het gebouw geen inkomsten heeft opgebracht en gedurende een deel van het jaar leeg heeft gestaan. Om in aanmerking te komen voor de proportionele vermindering moet het gebouw tijdens het aanslagjaar minstens 90 dagen improductief zijn geweest. Deze periode hoeft niet aaneensluitend te zijn. Het is wel vereist dat de improductiviteit onvrijwillig was, bijvoorbeeld in afwachting van de beslissing in een lopende rechtszaak of in ­het kader van saneringswerken door een vastgestelde bodemverontreiniging.

Onroerend goed mag niet-gemeubileerd zijn

Een van de voorwaarden die voor de proportionele vermindering wordt gesteld, is dat het onroerend goed niet gemeubileerd is tijdens de periode van improductiviteit. Dit zorgde voor veel onduidelijkheid, want cafés lieten natuurlijk gewoon hun meubels staan toen hun zaak gesloten was. In de vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie legde Vlaams parlementslid Maurits Vande Reyde (Open Vld) deze vraag voor aan minister Matthias Diependaele (N-VA).

Volgens de minister mag het begrip ‘niet-gemeubileerd’ niet te nauw begrepen worden. Het feit dat er nog machines of meubels aanwezig zijn, mag volgens de minister op zich geen reden zijn om de proportionele vermindering af te wijzen. Het volstaat al dat er in het onroerend goed zaken staan die niet kunnen worden gebruikt. Men hoeft ze dus niet daadwerkelijk te verwijderen, ze worden gewoon weggedacht.

Dit betekent dat concertzalen, evenementenhallen, bioscoopzalen, cafés of restaurants als niet-gemeubeld kunnen worden beschouwd en bijgevolg in aanmerking kunnen komen voor de proportionele vermindering op de onroerende voorheffing tijdens de sluitingsperiode ten gevolge van de coronapandemie, ook al staan er nog tribunes, podia, tafels, stoelen of een toog” (Matthias Diependaele)

Gedurende de periode van improductiviteit wordt de onroerende voorheffing volledig verminderd. Dit wil zeggen dat het wordt verminderd in verhouding tot het aantal maanden dat de improductiviteit heeft geduurd. Wie meent in aanmerking te komen voor de vermindering, dient eerst het aanslagbiljet te betalen en vervolgens een bezwaar in te dienen bij de Vlaamse Belastingdienst. Hiervoor heeft men tot 31 maart van het jaar na het desbetreffende aanslagjaar de tijd.


Een vraag over dit artikel of juridisch advies nodig? Neem dan contact op met een advocaat in jouw buurt. Gebruik de onderstaande zoekfunctie om een advocaat te vinden.

Als advocaat opgenomen worden in de database? Klik hier.

Geef een reactie