De ambtenaren van het VLAIO mogen exclusieve bestuurlijke geldboetes opleggen aan zij die zonder een geschikte omgevingsvergunning kleinhandelsactiviteiten uitoefenen. Ook zij die wel een vergunning hebben maar de voorschriften ervan niet respecteren, kunnen tegen zo’n exclusieve bestuurlijke geldboete aanlopen. In het Besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2018 houdende diverse bepalingen over de handhaving van het integraal handelsvestigingsbeleid (BS 9 januari 2019), geeft men nu de berekeningswijze aan voor de berekening van deze exclusieve bestuurlijke geldboetes. Hieronder is stap voor stap weergegeven hoe men zo’n exclusieve bestuurlijke geldboete hoort te berekenen.
# 1. Bepalen van het basisbedrag
Het KB spreekt in artikel 8 over twee basisbedragen, met name:
Bedrag | Inbreuken |
150 EUR | Zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten:
– kleinhandelsactiviteiten uitvoeren in een kleinhandelsbedrijf of handelsgeheel met een netto handelsoppervlakte van meer dan 400 m|F2 in een nieuw op te richten, niet van vergunning vrijgestelde constructie; – een kleinhandelsbedrijf of een handelsgeheel uitbreiden als hierdoor de totale netto handelsoppervlakte : – kleinhandelsbedrijven of handelsgehelen samenvoegen waarbij de netto handelsoppervlakte na samenvoeging meer dan 400 m|F2 bedraagt; – een belangrijke wijziging van de categorieën verkoop van voeding, verkoop van goederen voor persoonsuitrusting, verkoop van planten, bloemen en goederen voor land- en tuinbouw en verkoop van andere producten, doorvoeren in een kleinhandelsbedrijf of een handelsgeheel met een netto handelsoppervlakte van meer dan 400 m|F2. |
500 EUR | Zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor kleinhandelsactiviteiten:, kleinhandelsactiviteiten uitvoeren in een kleinhandelsbedrijf of handelsgeheel met een netto handelsoppervlakte van meer dan 400 m|F2 in een bestaand, vergund of hoofdzakelijk vergund gebouw of in tijdelijke vergunde of van vergunning vrijgestelde constructies als de handelsactiviteiten uitgevoerd worden :
a) gedurende meer dan honderdtachtig dagen per jaar in geval de handelsactiviteiten verenigbaar zijn met de geldende stedenbouwkundige voorschriften; b) b) gedurende meer dan negentig dagen per jaar in alle andere gevallen; op voorwaarde dat de kleinhandelsactiviteiten in overeenstemming zijn met de uitdrukkelijke voorwaarden van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen;
Voor elke voortzetting van kleinhandelsactiviteiten die in strijd zijn met een stakingsbevel van de gewestelijke toezichthouder (zie art. 23 Decreet 15 juli 2006 betreffende het integraal handelsvestigingsbeleid, BS 29 juli 2016). |
# 2. Vermenigvuldiging met correctiefactor
Het bedrag van 150 EUR of 500 EUR zal men vervolgens met een correctiefactor vermenigvuldigen. Het bedrag zal men één tot vier keer vermenigvuldigen. Het resultaat van elke vermenigvuldiging zal men vervolgens optellen.
Het gaat om volgende mogelijke vermenigvuldigingen:
Correctiefactor | Vermenigvuldiging: | |
Correctiefactor “oppervlakte” | [(Basisbedrag * aandeel onvergunde oppervlak in m²)/400]+1 | |
Correctiefactor “ligging”, bij een overtreding in een afgebakend winkelarm gebied | Basisbedrag * 4 | |
Correctiefactor “ernst” | Bij nalatigheid overtreder | Basisbedrag * 3 |
Bij actieve tegenwerking | Basisbedrag * 6 | |
Correctiefactor “frequentie” | Basisbedrag * aantal eerder vastgestelde feiten |
Opgelet: de correctiefactor wordt niet toegepast op de boete van 500 EUR voor het werken in strijd met het stakingsbevel.
# 3. Aftopping van het resultaat
Indien het resultaat van stap 1 en 2 hoger zou zijn dan 10.000 EUR, wordt het op dit bedrag afgetopt. In het andere geval blijft het resultaat behouden.
# 4. Toepassing opdeciemen in strafzaken
Tot slot past men uiteraard de opdeciemen (*8) in strafzaken toe. In de praktijk zal de boete dus maximaal 80.000 euro bedragen (8* afgetopt bedrag van 10.000 EUR).