De strengere regels omtrent het zogenaamd “kennelijk onrechtmatig” beroep treden in werking vanaf 16 november 2017. Belangrijk om te weten: beroepen die na die datum voorkomen maar voordien werden ingediend, vallen niet onder de wet. Er moet tevens nog een Koninklijk Besluit volgen om de inning van de boeten vast te leggen.
Eenvoudiger ingrijpen
Vroeger moest de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een aparte terechtzitting organiseren om een geldboete op te leggen voor kennelijk onrechtmatige beroepsprocedures. Zelden werd dat dan ook gedaan. Nu zal de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen eenvoudiger in kunnen grijpen. Zo zal de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen tijdens de eerste terechtzitting (de behandeling van het beroep) al het debat kunnen voeren. Om de rechten van de verdediging niet te schenden, zal de behandeling hiervan wel vooraf ter kennis moeten worden gebracht.
De hoegrootheid van de boete
De rechter zal zelf de hoegrootheid van de boete kunnen bepalen, maar die zal wel minimaal € 125 en maximaal € 2.500 moeten bedragen. De rechter zal hierbij rekening houden met persoonlijke variabelen, zoals bijvoorbeeld de financiële draagkracht, maar ook met de aard van de onrechtmatigheid en de impact ervan.
Hoe de inning van die boeten zal verlopen staat nog niet vast. Hiervoor zal nog een ander Koninklijk Besluit moeten volgen.
Ook gevolgen voor de advocaat
Door efficiënter in te grijpen bij kennelijk onrechtmatige beroepen, zal ook de advocaat niet buiten de discussie komen te staan. Die zal immers geen vergoeding meer kunnen krijgen in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand én er zal tegen hem een tuchtprocedure opgestart kunnen worden. Het doel: ook de advocaten ontmoedigen om onrechtmatig beroep in te stellen.
Samengevat
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen zal tijdens de behandeling van het beroep al een boete kunnen opleggen. Die boete zal tussen de € 125 en € 2.500 bedragen. Het kan tevens de katalysator vormen voor een tuchtprocedure tegen de advocaat.