Wanneer je de hypothecaire lening vervroegd terugbetaalt, moet je mogelijk een wederbeleggingsvergoeding betalen. De bank mag ter bepaling van zo’n wederbeleggingsvergoeding echter niet het betere nattevingerwerk gebruiken, maar moet zich aan een aantal regels houden. Anderzijds kunnen ze ook beperkingen opleggen.
Wettelijk recht om vervroegd terug te betalen
Allereerst moet je begrijpen dat je een overeenkomst bent aangegaan. Hierbij zou je een bepaalde som op afgesproken momenten en aan een overeengekomen intrest terugbetalen. Door vroeger terug te betalen, kom je de overeenkomst eigenlijk niet helemaal na. In theorie zou de kredietverlener zich hiertegen kunnen verzetten, maar daar steekt de wetgever een stokje voor.
Om je alsnog de mogelijkheid te bieden om de lening vervroegd terug te betalen, bepaalt de wet op het woningkrediet dat je als kredietnemer altijd het recht hebt om de lening voortijdig af te lossen. De kredietgever mag zo’n voortijdige aflossing dus niet verbieden, maar hij kan wel beperkingen opleggen. Vrijwel alle banken hebben hun financieel advocaat aan het werk gezet om er het maximum uit te halen.
Zo nemen veel banken een clausule op die aangeeft dat de cliënt maximaal één keer per jaar zo’n gedeeltelijke vervroegde terugbetaling mag doen. Vaak staat er ook te lezen dat zo’n gedeeltelijke terugbetaling minstens 10% van het oorspronkelijk geleende kapitaal moet bedragen.
Wedderbeleggingsvergoeding in de contractvoorwaarden
In vrijwel alle contracten zal er verder zijn opgenomen dat er een wederbeleggingsvergoeding moet worden betaald. Om het nut hiervan te begrijpen, moet je weten dat een bank een onderneming is en geen liefdadigheidsinstelling. Ondernemingen hebben dan ook het doel om winst te maken en geld uit te keren aan hun aandeelhouders.
Wanneer jij vroeger dan verwacht het geleende geld teruggeeft, berokken je de bank schade en moeten zij in onzekerheid leven. Zij hadden namelijk gerekend op de interesten die jij nog jarenlang ging betalen. In al hun toekomstprognoses had men hier al rekening mee gehouden. En dan doe jij zoiets onverwachts! Nu blijven ze achter met ongebruikt geld dat helemaal niks oplevert.
De bank moet daar dan een oplossing voor zoeken. Ze moeten een nieuwe klant vinden die het geld wil lenen of ze moeten op zoek gaan naar andere opportuniteiten. In de tussentijd stallen ze het geld dan bij de ECB waar ze ook nog eens strafrente op moeten betalen. Dit brengt extra kosten en potentieel verlies met zich mee. Door zowel in goede als in slechte tijden een wederbeleggingsvergoeding te vragen, kunnen ze dit compenseren.
Eisen aan de wederbeleggingsvergoeding
Om te voorkomen dat banken hier al te gek mee zouden doen, is deze wederbeleggingsvergoeding wettelijk beperkt. De wet bepaalt dat de wederbeleggingsvergoeding bij dergelijke woningkredieten maximaal drie maanden interest op het terugbetaalde gedeelte mag bedragen. Ook kunnen ze het enkel vragen bij een daadwerkelijke voortijdige aflossing en bijvoorbeeld niet bij een hypotheekruil waarbij de lening behouden blijft.
Aan wie bijvoorbeeld een lening had afgesloten van 350.000 euro aan een jaarlijkse rentevoet van 5,2% en die nu 35.000 euro vervroegd wil terugbetalen, mag maximaal een wederbeleggingsvergoeding van € 455 worden gevraagd (35.000 x 1/4 x 5,2%).
Het moet wel gezegd worden dat er banken zijn die een lagere wederbeleggingsvergoeding vragen dan waar ze contractueel recht op hebben. Er zijn ook banken die, zeker als het een goede cliënt betreft, de wederbeleggingsvergoeding zelfs niet eens opeisen. De voorwaarden zijn soms strikter opgesteld dan hoe ze in de praktijk met hun cliënten omgaan, maar zo houden ze alle opties wel open.
Wederbeleggingsvergoedingen komen ook bij andere kredietvormen voor
Dergelijke wederbeleggingsvergoedingen zijn ten slotte niet alleen bij een woningkrediet heel gewoon. Ook bij bijvoorbeeld een lening op interest komt zo’n wederbeleggingsvergoeding voor. Hier stipuleert de wet dat de wederbeleggingsvergoeding maximaal zes maanden interest over de terugbetaalde som mag bedragen.
Dergelijke bepalingen geven soms aanleiding tot juridische procedures. Zo moest vorig jaar het Hof van Cassatie zich nog uitspreken over de vraag of een geldopening bij een investeringskrediet een lening op afbetaling is, waarop de beperking van zes maanden geldt, of een kredietopening waarbij de bank een hogere wederbeleggingsvergoeding kan vragen. Het Hof van Cassatie gaf toen, in een conflict tussen twee curatoren en BNP Paribas Fortis, aan dat het om dat laatste ging. Hierdoor kon BNP Paribas Fortis rechtmatig een hogere wederbeleggingsvergoeding vragen.