Tegen 2036 zou de saneringsprocedure voor alle historisch vervuilde gronden in het Vlaams Gewest ingezet moeten zijn. Om die reden lanceert de Vlaamse overheid nu een grote inhaalprocedure aan de hand van drie fases en uiteenlopende procedures.
Doelstelling 2036
OVAM, de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, schat dat er ongeveer 80.000 risicogronden zijn in het Vlaams Gewest. Hiervan zouden er nog maar 40.000 gronden onderzocht zijn. Om de doelstelling 2036 te halen is er dan ook nog heel wat werk te verrichten. Vlaanderen wil alvast dat er een OBO (oriënterend bodemonderzoek) zal plaatsvinden op alle nog niet nader onderzochte gronden. Om een en ander te bewerkstelligen heeft Vlaanderen nu een strategisch plan aangenomen met drie deadlines. Alle historisch verontreinigde bodes zouden toch tegen 2028 in kaart moeten zijn gebracht om ze tegen 2036 proper te krijgen.
De wetgever maakt een onderscheid tussen particuliere eigenaars te goeder trouw en andere eigenaars. “Alle historisch vervuilde gronden” krijgt zo al een eerste relativering.
Risicogronden en historische bodemverontreiniging
Het bodemdecreet spreekt van een risicogrond indien het gaat om een grond waarop een risico-inrichting is of was gevestigd. Risico-inrichtingen zijn onder andere fabrieken, werkplaatsen, machines, installaties en opslagplaatsen die een verhoogd risico op bodemverontreiniging kunnen inhouden. Hiervoor heeft de Vlaamse regering ook een lijst opgesteld:
- Aanvang voor 1 juni 2015: de indelingslijst in bijlage bij Vlarebo en het uitvoeringsbesluit bij het bodemdecreet (kolom 3);
- Aanvang vanaf 1 juni 2015: de VLAREM-indelingslijst.
In de praktijk moet enkel gekeken worden naar de indelingslijst bij Vlarebo. Het gaat immers om zogenaamde “historische bodemverontreinigingen” waardoor de exploitatie aanving voor 29 oktober 1995 (en dus voor juni 2015). Die lijst maakt een onderscheid tussen drie soorten inrichtingen met een verhoogd risico op bodemverontreiniging:
- A: inrichtingen waar een OBO moet plaatsvinden bij overdracht, sluiting en faillissement en verder om de 20 jaar;
- B: Inrichtingen waar een OBO verplicht is bij overdracht, sluiting en faillissement en om de 10 jaar;
- O: inrichtingen waar een OBO moet plaatsvinden bij overdracht, sluiting en faillissement.
De inrichtingen met kenletter A en B zouden al grotendeels in kaart moeten gebracht zijn. De inrichtingen met kenletter O echter niet indien ze niet werden overgedragen, gesloten of failliet gingen.
Nu ook voor kenletter O inventarisatie
Het nieuwe decreet legt op dat alle nog niet-geïnventariseerde gronden een OBO zullen moeten ondergaan. Het verslag over dat bodemonderzoek moet bij de OVAM ingediend zijn voor één van de volgende data:
- 31 januari 2027: nog steeds uitbating van één of meer risico-inrichtingen met kenletter O en wanneer vroeger minstens één risico-inrichting werd uitgebaat met kenletter O maar niet met kenletter A of B;
- 31 december 2021: vroegere uitbating van minstens één B, de verantwoordelijkheid ligt bij de huidige eigenaar van de grond;
- 31 december 2023: vroegere uitbating van kenletter A maar niet van B, de verantwoordelijkheid ligt bij de huidige eigenaar van de grond.
Bekijken we een en ander nader dan zien we dat er geen OBO-plicht is voor (i) risicogronden waarvoor al een OBO werd uitgevoerd; (ii) risicogronden met actieve A- of B-inrichtingen waarvan de exploitatie werd opgestart voor 29 oktober 1995 (zij vallen onder de periodieke onderzoekplicht en zouden reeds onderzocht moeten zijn voor 2028) en (iii) risicogronden met een O-inrichting die op of na 29 oktober 1995 werden opgestart (vallen niet onder het regime van historische bodemverontreiniging).
Uitzondering: bijzondere regeling voor particulieren te goeder trouw
Voor particulieren te goeder trouw wordt een bijzonder regime in het leven geroepen. Zo zal de eigenaar een vrijstelling kunnen krijgen van de OBO-plicht indien hij zich van geen vervuiling bewust was. Die vrijstelling kan ambtshalve verkregen worden maar de eigenaar kan deze ook zelf aanvragen. In het tweede geval zal hij wel moeten bevestigen dat hij de risico-inrichting nooit zelf exploiteerde, dat de exploitatie gebeurde vooraleer hij eigenaar van de grond was en dat hij zelf de grond exclusief aangewend heeft voor particulier gebruik.
Voor particulieren die de grond erfden geldt een uitzondering: zij moeten aantonen dat de erflater (en niet zijzelf) aan de voorwaarden voor de aanvraag voldoen.
Opgelet: je kan op ieder moment een aanvraag tot vrijstelling indienen maar indien de OVAM je een brief stuurt met verwijzing naar je bodemonderzoeksplicht, heb je wel slechts 90 dagen de tijd om de aanvraag in te dienen.