De burgerLeven & Wonen

Drie moeders voor één kind: wie is de echte meemoeder?

Zowel biologisch als juridisch heeft elk kind maximaal twee ouders. Biologisch is dat een mama en een papa. Juridisch hoeft dat echter niet om een mama en een papa te gaan en zijn ook twee papa’s of twee mama’s mogelijk, maar drie kan niet. In 2017 diende het Grondwettelijk Hof hierover een uitspraak te doen die blijvend relevant is voor meemoeders en wensouders.

Erkenning door de meemoeder

Wanneer het vaderschap niet vast is komen te staan, bijvoorbeeld omdat de biologische vader een anonieme spermadonor is, kan men de afstamming van een meemoeder vaststellen. Deze meemoeder heeft het kind niet gedragen en de vaststelling verloopt dus niet op biologische maar op juridische gronden.

De erkenning is in de praktijk gebaseerd op de wil van de twee moeders om samen een ouderschapsproject aan te gaan. Het bestaan van die wil kan bijvoorbeeld aangetoond worden via een overeenkomst met een fertiliteitscentrum. Bij een ongehuwd koppel zal de meemoeder in ieder geval het kind moeten erkennen en ze zal deze wil moeten veruitwendigen.

Erkenning tot meemoeder betwisten

Hier kunnen zich echter problemen voordoen. Zo kan het gebeuren dat de biologische moeder en de meemoeder samen een overeenkomst zijn aangegaan met een fertiliteitscentrum, maar dat het nog voor de daadwerkelijke erkenning tot een relatiebreuk komt. Er kan zelfs een nieuwe partner in het spel zijn die nu bereid is om de rol van meemoeder op te nemen. Aangezien het meemoederschap louter op de wil gebaseerd is en niet op enige biologische afstamming, kan dit problemen opleveren. De biologische moeder staat vast, maar wie wordt nu de meemoeder als er twee personen het kind willen erkennen?

Daarom heeft de wetgever in de mogelijkheid voorzien dat de oorspronkelijke wensouder, die samen de overeenkomst is aangegaan met de biologische moeder, de erkenning van de nieuwe meemoeder kan betwisten. Oeverloze betwistingen zijn echter niet in het belang van het kind dat duidelijkheid moet hebben over wie zijn of haar moeder en meemoeder is. Op een bepaald moment zal het kind zich gehecht hebben aan de nieuwe meemoeder en krijgt de nieuwe meemoeder, in het belang van het kind, de voorkeur op de wensouder. Daarom heeft de wetgever een vervaltermijn van één jaar opgelegd. Deze vervaltermijn begint te lopen wanneer de meemoeder heeft toegestemd met de verwekking van het kind.

Grondwettelijk Hof fluit de wetgever terug

Tot daar de theorie, want daar was het Grondwettelijk Hof het niet helemaal mee eens.

In deze zaak hadden twee vrouwen op 26 mei 2012 een geschreven overeenkomst opgesteld om een vruchtbaarheidsbehandeling met donorsperma te ondergaan. Dit is het punt waarop de termijn van één jaar begint te lopen.

Op 14 juli 2013 beviel de moeder van het kindje, maar niet veel later begonnen de relationele problemen tussen de twee. In maart 2014 verbrak de biologische moeder eenzijdig de omgangsregeling met de ex-partner. Op 11 december 2014 volgde uiteindelijk het vonnis dat de echtscheiding uitsprak.

Op dit moment was het kind nog niet erkend, maar er werd wel getwist over het omgangsrecht. Op basis van een maatschappelijk onderzoek bleek dat het kind zich intussen aan de wensmoeder had gehecht en dat het voor de verdere ontwikkeling van het kind noodzakelijk was om er ook een hoofdverblijfplaats te hebben. Op 19 maart 2015, bijna twee jaar na de overeenkomst voor de vruchtbaarheidsbehandeling, dagvaardde de wensmoeder de biologische moeder om ook als meemoeder te worden erkend. Nu de echtscheiding was uitgesproken wilde ze verder gaan met haar strijd om het kind.

De biologische moeder reageerde hier echter op door op 1 juli 2015 het kind door haar nieuwe partner te laten erkennen. Deze partner had nooit een overeenkomst gehad met het fertiliteitscentrum en dit was natuurlijk een leugenachtige erkenning. De andere vrouw kon het meemoederschap nu echter niet meer aanvechten omdat de vervaltermijn van één jaar, die begon te lopen op 26 mei 2012, was verlopen. Frauduleus of niet: volgens de letter van de wet is de nieuwe partner de meemoeder.

Meer mogelijkheden voor wensouders

Het Grondwettelijk Hof oordeelde toen dat een termijn waarvan de haalbaarheid afhankelijk is van omstandigheden buiten de wil van een partij, namelijk het weigeren door de biologische moeder en het vervolgens overgaan tot een leugenachtige erkenning, het recht op toegang tot de rechter schendt.

Daarom heeft de wetgever beslist dat de termijn van één jaar ook kan beginnen lopen nadat er kennis wordt genomen van de erkenning door een nieuwe meemoeder. Hierdoor hoeft de wensouder frauduleuze erkenningen niet zomaar te slikken en beschikt zij over meer vorderingsmogelijkheden. Want ook dat kan in het belang van het kind zijn.

Geef een reactie