De coronapandemie maakt het ondernemers moeilijk. Zeker de horecasector heeft het zwaar te verduren, want hun zaken zijn gesloten en zij moeten wel nog steeds kosten blijven dragen. Sommige verhuurders hebben dan ook hun goed hart laten zien door (een deel van) de huur kwijt te schelden. Zo willen zij mee de toekomst van hun huurder veiligstellen. Toch heeft de boekhouder mogelijk al gewaarschuwd dat dat niet zo’n goed idee is. De fiscus is namelijk geen fan van het kwijtschelden van inkomsten die hij graag zou belasten.
Risico dat kwijtgescholden huurinkomsten toch worden belast
De boekhouder waarschuwt wellicht met artikel 26 WIB 1992 in het achterhoofd. Dit artikel staat de fiscus namelijk toe om zogenaamde “abnormale of goedgunstige voordelen” die aan derden werden verleend, toe te voegen bij de belastbare winst van de onderneming. Het is een uitzondering op het beginsel dat alleen gerealiseerde winst belastbaar is en het zou er dus in resulteren dat de verhuurder belastingen moet betalen op de kwijtgescholden huurinkomsten die hij dus nooit heeft ontvangen.
Deze bepaling is er eigenlijk gekomen om belastingontduiking te voorkomen. Zonder deze bepaling zouden vennootschappen namelijk schulden kunnen kwijtschelden van dochtervennootschappen of andere vertakkingen. Hierdoor zouden deze gelden bijvoorbeeld niet in België moeten worden belast, maar in de dochtervennootschap blijven en in een ander gunstiger land aan belastingen onderhevig zijn. Dankzij deze bepaling kan de fiscus de kwijtgescholden bedragen echter alsnog in België belasten.
Minister stelt verhuurders gerust
Christian Leysen (Open VLD) stelde hierover een parlementaire vraag aan minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V). De minister stelde hem gerust en gaf aan dat een kwijtschelding naar aanleiding van een verplichte sluiting door de coronapandemie in principe niet als een abnormaal of goedgunstig voordeel zal worden beschouwd.
Uiteindelijk is dit ook logisch. De verhuurder doet de kwijtschelding namelijk omdat hij vreest dat zijn huurder anders in moeilijkheden zou komen te zitten en de huurinkomsten dan volledig weg zouden kunnen vallen. Om zijn eigen huurinkomsten te beschermen, doet de verhuurder een financiële inspanning. Zo’n kwijtschelding is dan ook niet abnormaal.
Verder gaf de minister aan dat er eveneens geen probleem is met het wegboeken, het als een aftrekbare beroepskost verwerken, van reeds ingeboekte huurinkomsten. Als de huur dus reeds als een opbrengst zou zijn ingeboekt, maar vervolgens zou worden kwijtgescholden, kan de verhuurder een aftrekbare beroepskost inbrengen zodat er geen belastbaar bedrag overblijft. De minister benadrukt wel dat het een en ander geval per geval moet worden bekeken.
Opletten als er geen sprake is van een verplichte sluiting
Dat laatste is niet onbelangrijk. Het antwoord van de minister heeft namelijk betrekking op de verplichte sluiting door de coronapandemie. Hierbij wordt er door de minister van uitgegaan dat de huurder hierdoor in economische moeilijkheden is gekomen.
Wanneer er echter geen sprake was van een verplichte sluiting, moet geval per geval worden bekeken of de kwijtschelding al dan niet abnormaal of goedgunstig is. Dit wil zeggen dat de verhuurder het ten opzichte van de fiscus voldoende aannemelijk moet maken dat de huurder anders in de problemen zou komen. Het is dus geen vrijgeleide om massaal huurgelden kwijt te schelden.