BoeteGevangenisstrafStraf

Illegaliteit van cocaïne in België

Volgens het drugsrapport van het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA) is cocaïne meer dan ooit beschikbaar in Europa. België blijft de belangrijkste toegangspoort en na cannabis is het dan ook de meest gebruikte illegale drug. Hieronder is de drug en de relevante wetgeving besproken.

Algemene informatie over cocaïne

Cocaïne is een stimulerend middel dat een opgewekt en vrolijk gevoel geeft en dat het zelfvertrouwen boost. Op straat worden de meest uiteenlopende benamingen gebruikt, zoals coke, witte, snow, sos, C, cola, taf, sneeuw, yayo en kabouterpost. Cocaïne wordt verkregen uit de bladeren van de in Zuid-Amerika groeiende Erythroxylum coca, ook wel eens de cocaplant genoemd. Het is te herkennen als een wit en kristalachtig poeder. In zijn meest pure vorm gaat het om cocaïnehydrochloride, een zout. Ongeveer 0,1 tot 0,9% van het blad van de plant bevat het actieve bestanddeel. Des te hoger de plant groeit, des te meer het ervan bevat.

Algemeen voorkomen

Cocaïne komt voor als een fijn en wit poeder zonder een typische geur. In principe is het kristalwit, maar in onze contreien is het zelden zo zuiver en is het vaak eerder beige tot lichtgeel. Dit komt omdat cocaïne vaak wordt versneden. Door het versnijden en het aantasten van de zuiverheid kan een handelaar namelijk zijn opbrengst verhogen. Hoe meer schakels er tussen de productie en de gebruiker zitten, hoe vaker een product zal versneden zijn en hoe onzuiverder het is. Het versnijden van cocaïne gebeurt over het algemeen met bakpoeder, melkpoeder en cafeïne, maar het wordt ook vaak versneden met andere verdovende middelen.

Dit versnijden is niet altijd zonder risico. Uit een Nederlands onderzoek – de kwaliteit van Nederlandse cocaïne is te vergelijken met die in België – blijkt bijvoorbeeld dat 64% van de cocaïne met levamisol versneden is. Levamisol is een ontwormingsmiddel voor dieren en kan bij frequente inname ernstige gezondheidseffecten veroorzaken. Zo zorgt het voor het afsterven van bloedvaten in de huid, in boteinden en in week weefsel. Elk jaar sterven er fervente gebruikers aan een levamisol-intoxicatie of moeten er ledematen worden geamputeerd. Ook fenacetine wordt vaak gebruikt (25%). Fenacetine is een pijnstiller die uit de handel werd gehaald nadat bleek dat het nierontstekingen kan veroorzaken, het nadelige effecten heeft op de pompwerking van het hart en het kankerverwekkend is. Het is lange tijd op zo’n grote schaal verhandeld dat er nog steeds veel illegale niet-vernietigde voorraden zijn. Ten slotte bevatte 13% van de staaltjes hydroxyzine, een anti-allergiemiddel dat intussen vervangen werd door cetirizine omdat dat laatste minder bijwerkingen heeft. De meest genoemde bijwerking is een droge mond, maar er bestaat ook een risico op hartritmestoornissen. Ten slotte gebruikt men soms ook lidocaïne en paracetamol.

Omdat de haven van Antwerpen een belangrijke toegangspoort is voor cocaïne in Europa, is de cocaïne die bij ons op de markt is nog niet zo vaak versneden. Hierdoor behaalt Belgische cocaïne volgens het BMCDDA (Belgian Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) een zuiverheidsgraad van 55 tot 65%. De zuiverheid zoals het bij de producent vertrekt, bedraagt ongeveer 89,3%. In bijvoorbeeld Londen is de gemiddelde zuiverheid al teruggelopen tot iets tussen de 22 en 25%. Hoe vaker cocaïne is versneden, hoe onveiliger het is geworden. Toch zijn er ook in België grote verschillen. Het laagste percentage dat hier werd gevonden bedroeg namelijk 0,15% en het hoogste 95%, wat zou kunnen wijzen op een versneden farmaceutisch product.

Naast het typische poeder kan cocaïne ook in kristallen met een grootte van enkele millimeters worden omgevormd. Deze vorm wordt ook wel eens crack genoemd en kan in tegenstelling tot poedervormige cocaïne ook worden gerookt. Soms maken gebruikers zelf hun crack door het poeder te mengen met ammoniak. Dit doen ze in een lepel die ze vervolgens verhitten, waarna er brokjes ontstaan. Deze brokjes kunnen worden opgerookt.

Gebruik van cocaïne

Cocaïne wordt in principe gesnoven. Hiervoor legt men ‘lijntjes’ die men in een vlotte beweging opsnuift. Deze lijntjes worden vaak op glazen of gladde voorwerpen gelegd, zoals spiegels of cd’s, omdat verspilling hierbij kan worden geminimaliseerd. Voor het leggen van de lijntjes worden meestal bankkaarten gebruikt. Voor het snuiven gebruikt men snuifpijpjes, afgeknipte rietjes en soms ook wel eens opgerolde bankbiljetten. In Vlaanderen is snuiven de gebruikelijkste manier om cocaïne in te nemen.

Daarnaast kan cocaïne ook worden geïnjecteerd. Hiervoor lost men de cocaïne op in water en trekt men het vervolgens met een injectiespuit op. Het injecteren zou in een veel grotere roes resulteren.

Zoals eerder gesteld kan cocaïne met een aantal bewerkingen ook als crack worden aangeschaft, wat vervolgens kan worden opgerookt. Hiervoor gebruikt men een glazen crackpijpje. Aan belang winnende is het chinezen van crack. Hierbij plaatst men de crack op aluminiumfolie en warmt men de crack op, waarna de gebruiker met een kokertje de vrijgekomen dampen inhaleert. De effecten hiervan zijn indringender dan bij het snuiven, maar minder intens dan bij het injecteren.

Sinds lange tijd betalen gebruikers ongeveer 50 euro voor een gebruikershoeveelheid cocaïne. Hoewel de prijzen constant zijn gebleven en de inflatie ze dus niet verder omhoog heeft gestuwd, zijn dealers wel steeds kleinere gebruikershoeveelheden beginnen verkopen. Waar er aanvankelijk nog sprake was van een aanbevolen gebruikershoeveelheid van 1 gram, verkopen dealers tegenwoordig gebruikershoeveelheden van 0,6 tot 0,9 gram. Ook wordt er gekozen voor zwaardere verpakkingen, wat al snel 0,1 gram kan schelen. Opvallend is dat de gemiddelde zuiverheid al jaren toeneemt in plaats van afneemt. Ten slotte worden er ook staffelkortingen toegekend voor wie grote hoeveelheden aanschaft.

Effecten van cocaïne

Cocaïne beïnvloedt de neurotransmitters in de hersenen. Het zorgt voor de vrijgave van dopamine, waardoor men zich goed en zelfverzekerd voelt. Daarnaast werkt het in op de stof noradrenaline, waardoor de energie, de hartslag en de bloeddruk worden verhoogd. Alsook werkt het in op de stof serotonine, wat een positieve invloed heeft op de stemming en remt het de heropname van dopamine, norepinefrine en serotonine in de hersencellen af. Hierdoor is het effect tijdelijk heel sterk en krijgt de gebruiker een energetisch gevoel.

In de praktijk zal de gebruiker zich actief en helder voelen en zin hebben om dingen te doen. Het kan de arbeidsprestaties stimuleren, terwijl de gebruiker zich ook vrolijk en opgewekt voelt. De gebruiker krijgt een boost van zelfvertrouwen en hierdoor kan cocaïne zelfs seksueel stimulerend werken, maar dit enkel bij een lage incidentele dosis.

Daartegenover staan een aantal ongewenste effecten. Bij een te hoge dosis verdwijnt de zin in seks bijvoorbeeld volledig. Ook versnelde ademhaling, onrust, angst, ongewenste psychische effecten en een verminderde ongesteldheid treden op bij veelvuldig gebruik.

Na het snuiven van cocaïne blijven de effecten ongeveer 30 minuten behouden. Veel gebruikers hebben dan de neiging om snel meer cocaïne te gebruiken. Na het gebruik zal het lichaam namelijk extreem vermoeid zijn en enkel door opnieuw te gebruiken, kan men verder blijven gaan. Hoe dan ook zal men de dagen na het gebruik met een kater af te rekenen krijgen. Dit wordt ook wel eens een cokedip genoemd omdat het samengaat met een uitgeblust en depressief gevoel. Dit zou volgens gebruikers wel minder extreem zijn dan bij bijvoorbeeld speed of XTC.

Parafernalia

Aangezien cocaïne op verschillende manieren kan worden geconsumeerd, zullen de aangetroffen attributen per type gebruiker afwijken. Mensen die snuiven hebben vaak zelfs niet eens bijzondere attributen, omdat zij gewoon alledaagse voorwerpen kunnen gebruiken. Soms worden wel eens snuifpijpjes aangetroffen. Bij wie injecteert, treft men meestal insulinespuitjes aan. Bij crackgebruikers gaat het vaak om geblakerde stukjes aluminiumfolie of een glazen crackpijp. Soms vindt men ook verbrande lepels en bussen ammoniak.

De productie van cocaïne

Het vroegste gebruik van de cocaplant betrof het kauwen op de bladeren. Bij cocaïne dat vandaag op de markt is, gaat het echter om het extract van het actieve bestanddeel uit deze bladeren. Het bekomen ervan vergt een ingewikkeld chemisch proces.

In de praktijk worden eerst de bladeren van de cocaplant geoogst. Deze bladeren worden gewoon van de plant getrokken, waarna er later opnieuw bladeren groeien en deze opnieuw kunnen worden geoogst.

De bladeren worden vervolgens gedroogd. Na het droogproces worden ze vermengd met een oplossing van natriumcarbonaat (o.a. gebruikt om papier te bleken), waaraan vervolgens kerosine (vliegtuigbrandstof) wordt toegevoegd. De bladeren worden in dit mengsel geweekt en geplet. Door deze chemische mengeling komen de alkaloïden of de werkzame stoffen vrij.

Op dit punt ontdoet men zich van het water met de bladerenrestanten en blijft de kerosine met daarin de werkzame bestanddelen over. Nu dient men de werkzame bestanddelen uit de kerosine te halen. Daarvoor voegt men opnieuw natriumcarbonaat en een waterig zuur toe. Hierdoor zal er zich een neerslag onderin het vat vormen. Het vocht wordt opnieuw afgevoerd en men gaat verder met de bewerking van de neerslag die dan wordt gefilterd en gedroogd. De bekomen pasta wordt ook wel eens “bazooka” genoemd. Per 1.000 kilogram cocabladeren kan men ongeveer 4 kilogram bazooka maken.

In Zuid-Amerikaanse landen wordt bazooka verhandeld en gerookt. Dit is echter extreem ongezond omdat het nog grote hoeveelheden kerosine bevat. Voor de export wordt bazooka verder bewerkt, maar dit vergt dure en gespecialiseerde apparatuur die de lokale landbouwers niet voorhanden hebben. Bazooka wordt dan opgekocht door netwerken die wel de nodige investeringen kunnen doen.

Bazooka wordt door hen eerst met zwavelzuur (o.a. gebruikt in loodaccu’s van auto’s) vermengd. Hieraan zal men vervolgens kaliumpermanganaat (een oxiderende titrant uit de analytische chemie) toevoegen. Deze toevoegingen zorgen ervoor dat de gewenste alkaloïden en de ongewenste alkaloïden worden gescheiden zodat er een zuiverder product kan worden verkregen. Het mengsel laat men ongeveer zes uur staan. De verkregen oplossing wordt dan opnieuw gefilterd, waarna men water en ammoniak (o.a. gebruikt om verf af te nemen) toevoegt. Er zal zich dan een nieuwe neerslag vormen en men zal opnieuw het water afvoeren. Vrijwel alle ongewenste alkaloïden zullen nu verwijderd zijn. De neerslag wordt op dit punt met hete lampen gedroogd.

Hier verkrijgt men een basecoke, maar deze cocaïne is echter nog niet vlot snuifbaar. Men zal het daarom vermengen met aceton (o.a. gebruikt voor het verwijderen van nagellak) en vervolgens opnieuw filteren. Dan zal men zoutzuur toevoegen (o.a. gebruikt voor het zuiveren van staal), waarna er zich opnieuw een neerslag vormt. Deze neerslag wordt vervolgens gedroogd in magnetrons of onder hete lampen. Het verkregen product is snuifbare cocaïne. Per 4 kilogram bazooka kan men ongeveer 2 kilogram snuifbare cocaïne maken. Voor 1 kilogram snuifbare cocaïne heeft men met andere woorden 500 kilogram cocabladeren nodig.

De via deze weg verkregen cocaïne zal nooit een zuiverheid van 100% hebben. Zo’n zuiverheid wordt in de farmaceutische industrie wel verkregen. Daar wordt zuivere cocaïne namelijk gebruikt als lokaal anestheticum in de KNO-heelkunde. Het wordt dan wel opgelost en in verdunde versie gebruikt om het slijmvlies volledig gevoelloos te maken, terwijl de bloedvaten vernauwen en het slijmvlies slinkt. Hierdoor komt er meer ruimte vrij en is de ingreep minder bloederig. Het wordt onder andere gebruikt bij het verwijderen van de neuspoliepen. Het proces dat nodig is om een perfecte zuiverheid te bereiken, is niet algemeen bekend en is een goed bewaard geheim.

Een lange geschiedenis van cocaïnegebruik

De actieve stof van de cocaplant is al duizenden jaren bekend. De geschiedenis gaat zo’n 8.000 jaar terug, met gebruikssporen die in het noorden van Peru gevonden zijn. Vanaf 3.000 v. Chr. is er echter sprake van systematisch gebruik door opeenvolgende culturele groepen. De Inca’s kauwden bijvoorbeeld op de cocabladeren om vermoeidheid en honger te onderdrukken. De plant werd als een goddelijke plant beschouwd, waardoor de teelt ervan tot het staatsmonopolie behoorde. Het gebruik ervan was met andere woorden beperkt tot de bevoorrechte klassen. Wanneer het rijk van de Inca’s begon af te brokkelen, grepen ook de lagere klassen naar de cocabladeren.

Uiteindelijk werden ook de Europese kolonisten met dit gebruik geconfronteerd. Filips II van Spanje, die massaal goud en zilver uit Amerika importeerde, had bijvoorbeeld een decreet afgekondigd dat het gebruik van de cocaplant regelde. Het decreet stond de Andes-indianen toe om de cocaplant te gebruiken, aangezien dit hun arbeidsproductie stimuleerde, maar de missionarissen dienden zich van het gebruik ervan te onthouden.

In de 16de eeuw kwam coca dan ook voor het eerst in Europa terecht, maar het duurde tot het midden van de 19de eeuw voor het meer werd dan gewoon een marginaal fenomeen. Dit had te maken met een publicatie van Dr. Paolo Mantegazza. In zijn werk beschreef hij de stimulerende werking van de cocaplant. In 1859 isoleerde Albert Niemann als eerste de alkaloïde van coca en hij noemde het cocaïne.

Niet veel later werd voor het eerst coca-wijn op de markt gebracht. Vin Mariani was veruit het bekendste product. Het was een Bordeauxwijn met een extract van cocabladeren en het werd als medicinaal drankje op de markt gebracht. Het drankje werd ongelofelijk populair en onder andere koningin Victoria en de Amerikaanse president McKinley waren er gek van. Toen er eind de 19de eeuw steeds meer Amerikaanse steden en gebieden waren waar alcohol werd verboden, kon Vin Mariani er niet langer worden verkocht. Het bracht de Amerikaan John Pemberton op het idee om de wijn te vervangen door een suikersiroop en zo werd Coca-Cola op de markt gebracht.

Het zijn de twee meest bekende “geneeskundige preparaten” van die tijd, maar er waren nog heel wat andere varianten met geclaimde gezondheidsvoordelen verkrijgbaar. De drankjes werden ongelofelijk populair, maar in het begin van de 20ste eeuw werd echter duidelijk dat cocaïne ook verslavend werkt. In steeds meer landen werd het dan ook illegaal. Het hield Nederland echter niet tegen om in Java eigen plantages op te richten. Tegen 1912 had Nederland de Peruviaanse exportmarkt zelfs ingehaald.

De cocaplant wordt tot op heden nog steeds legaal geteeld voor onder meer de dierenvoedsel- en de cosmetica-industrie. Het wordt in Zuid-Amerika industrieel geteeld en verwerkt in onder meer harde snoep, mueslirepen en coca-thee. In een aantal landen zoals Bolivia en Venezuela is er namelijk al langer een sterke decriminalisering aan de gang, met leuzen als “la coca no es cocaína” – het cocablad is geen cocaïne. In Bolivia is bijvoorbeeld het drankje Coca Colla gewoon verkrijgbaar, een drankje met het coca-extract. Bij ons wordt cocaïne door de farmaceutische industrie geproduceerd.

Daarnaast wordt cocaïne ook nog steeds gebruikt door Coca-Cola, zij het wel dat het extract van het cocablad sinds de criminalisering ervan gedecocaïniseerd wordt. De originele smaak is dus behouden gebleven, maar de actieve bestanddelen zijn verdwenen.

Wetgevend kader van cocaïne

Waar cocaïne aanvankelijk nog als medicinaal wondermiddeltje werd aangeprezen, ook ten opzichte van kinderen, is het tegenwoordig een verboden middel. Zowel het bezit als de verkoop en de aankoop van cocaïne is dan ook strafbaar.

Het criminaliseringsproces van cocaïne

Lange tijd werd het gebruik van cocabladeren algemeen aanvaard. De criminalisering ervan is rond het begin van de 20ste eeuw tot stand gekomen, veelal met lokale regelgeving. Ook een toegenomen begrip van de risico’s bij de bevolking, zoals dat vandaag bij tabak het geval is, zorgde ervoor dat de cocaïnemarkt het moeilijk kreeg.

In 1950 werd “The Commission of Enquiry on the Coca Leaf study” van de Verenigde Naties gepubliceerd. Bij deze studie werd het gebruik van cocabladeren in Bolivia en Peru onderzocht. Het rapport werd later fel bekritiseerd, niet alleen omwille van de vele racistische connotaties maar ook omwille van de gebruikte methodologie, maar hoe dan ook waren de onderzoeksresultaten duidelijk. Het werd voor steeds meer staten duidelijk dat men het gebruik en de productie ervan diende te beperken en de verspreiding diende te controleren.

Het is zo dat in 1961 het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen onder de auspiciën van de Verenigde Naties werd ondertekend. Het is het eerste VN-verdrag – later volgden er nog twee – dat de handel en het toezicht op verdovende middelen op zo’n schaal regelde. Het moet wel gezegd worden dat er ook onder de Volkenbond al een aantal verdragen waren die vooral betrekking hadden op de handel in opium, zoals de Overeenkomst nopens het toezicht op het opiumschuiven in het Verre Oosten en natuurlijk het Internationaal Opiumverdrag van 1912 dat slechts door twaalf landen werd ondertekend.

Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen kwam er nadat ECOSOC (de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Staten) oordeelde dat de anti-drugswetgeving, met de vele anti-drugsverdragen en de vele nationale regelgevingen, te complex en te versplinterd was geworden. Bovendien was de drugsproblematiek een internationaal probleem en verdiende het ook een internationale aanpak.

Daarom werd in 1961 een conferentie gehouden in New York. Het uiteindelijke verdrag regelde enerzijds de legale handel in verdovende middelen als cocaïne, maar legde de staten daarnaast ook allerlei administratieve verplichtingen op. Zo werden staten verplicht om de illegale handel te bestrijden en er strafrechtelijke sancties aan te verbinden. Het verdrag werd in het Engels, Frans, Spaans, Russisch en Chinees opgesteld en werd door 61 landen ondertekend. Het verdrag trad in 1964 in werking.

Partijen dienen in het wild groeiende cocaplanten zoveel mogelijk te doen ontwortelen. Zij vernietigen illegaal verbouwde cocaplanten (Art. 26, lid 2 Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen)

Partijen kunnen het gebruik van cocabladeren voor de bereiding van een aromaticum dat geen alkaloïden bevat, toelaten en kunnen, voor zover dit gebruik dit eist, de productie de in- en uitvoer van, de handel in en het bezit van deze bladeren toestaan. (Art. 27, lid 1 Enkelvoudig Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen)

Testen van cocaïne

Omdat cocaïne door het versnijden heel gevaarlijk kan zijn, hebben verschillende landen testpunten opgericht waar gebruikers hun cocaïne kunnen laten controleren. Veel Belgische gebruikers gaan daarvoor de grens over naar Nederland. In Nederland is er juridisch gezien namelijk meer mogelijk. Tevens kunnen gebruikers er ook zelf drugtesten aanschaffen waarmee ze kunnen nagaan of hun cocaïne met levamisol, fenacetine of efedrine is versneden. Een voorbeeld daarvan is de drugstest van Dope or Nope. Ook Laurette Onkelinx had in 2009 het plan om zo’n testpunten op te richten, maar in België blijft het juridisch echter moeilijk.

Momenteel kan het dan ook enkel bij de Brusselse vzw Modus Vivendi. Het doet dit in het kader van wetenschappelijk onderzoek dat door de Franse Gemeenschap wordt gefinancierd. Gebruikers kunnen er op vrijdag of zaterdag hun cocaïne laten testen en de gegevens worden onder meer gebruikt in het kader van het Belgian Early Warning System on Drugs (BEWSD) van Sciensano. Via dit programma kan men de samenstelling van drugs monitoren en zo nodig voortijdig ingrijpen of gebruikers waarschuwen over nieuwe gevaren.

Politieoptreden bij cocaïne

Er wordt gefocust op het opsporen en ontmantelen van netwerken die cocaïne produceren, invoeren en verdelen. Er is geen actief beleid gericht op het opsporen van individuele gebruikers. Wanneer er echter cocaïne wordt aangetroffen bij een gebruiker, zal het steeds in beslag worden genomen en zal er steeds een proces-verbaal worden opgesteld. Het is dan aan de procureur om te beslissen of hij al dan niet tot vervolging zal overgaan. Bij een vermoeden van drugshandel, bijvoorbeeld omdat grote hoeveelheden cocaïne of grote sommen geld worden aangetroffen, wordt meteen contact opgenomen met de procureur die verdere onderzoekverrichtingen zal bevelen.

Relevante wetgeving

In België is zowel het verkopen als het aankopen, bezitten en invoeren van cocaïne strafbaar. De kosteloze terbeschikkingstelling of het ruilen van cocaïne wordt met het verkopen gelijkgesteld. Daarnaast is het strafbaar om anderen in de gelegenheid te brengen om cocaïne te gebruiken, bijvoorbeeld door alvast een lijntje klaar te leggen.

Interessant hierbij is een uitspraak van het Hof van Cassatie van 10 april 2018 (Cass., AR P.2018.0039.N, 10 april 2018). In deze zaak bleek uit afgeluisterde telefoongesprekken dat het de bedoeling was om een grote partij cocaïne via de haven van Antwerpen in te voeren. Hiervoor zou de cocaïne eerst worden geïmporteerd en zou het vervolgens, voor enige controle, worden verplaatst naar een container met reguliere goederen uit Roemenië. Hiervoor had een van de partijen, een zakenman met logistieke expertise, een bestelling tuinhuizen geplaatst bij een bonafide Roemeense firma. Hij zou hiervoor een vergoeding van 250.000 euro ontvangen. In deze zaak werd geoordeeld dat het bestellen van bonafide goederen bij een bonafide leverancier in deze concrete omstandigheden wordt gelijkgesteld met het voorbereiden van de illegale handel in drugs en dus ook strafbaar is.

Verzwarende omstandigheden

In de drugwet van 24 februari 1921 zijn een aantal verzwarende omstandigheden opgenomen die ook in een zwaardere sanctie kunnen resulteren. Het gaat om:

  • De jeugdige leeftijd ten opzichte van wie het drugsmisdrijf wordt gepleegd
  • Ernstige gevolgen van het misdrijf (bv. levamisol-intoxicatie)
  • Het feit dat er sprake is van een vereniging (zie bv. bij het aangehaalde arrest van het Hof van Cassatie)
  • Bijzondere herhaling

Sancties bij cocaïnemisdrijven

Op cocaïnemisdrijven staan gevangenisstraffen die kunnen oplopen tot 20 jaar. Daarnaast kan de rechter ook geldboetes opleggen. Deze geldboetes dienen met de opcentiemen verhoogd te worden en zijn dan ook met factor 8 te verhogen. Er is een vrij ruime marge voorzien zodat de rechter casusgericht kan oordelen. Verder moet de rechter rekening houden met de eerder aangehaalde verzwarende omstandigheden.

Verzwarende omstandigheid

Straf

T.a.v. minderjarigen boven 16 jaar

Opsluiting van 5 tot 10 jaar en een facultatieve geldboete van 1.000 tot 100.000 euro.

Resulteert in een ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verminking of het verlies van een orgaan

T.a.v. een minderjarige tussen 12 en 16 jaar

Opsluiting van 10 tot 15 jaar en een facultatieve geldboete van 1.000 tot 100.000 euro.

Resulteert in de dood

Deelnemer aan een vereniging

T.a.v. een minderjarige jonger dan 12 jaar

Opsluiting van 15 tot 20 jaar en een facultatieve geldboete van 1.000 tot 100.000 euro.

Leider van een vereniging

Cocaïnegebruik in het verkeer

In het verkeer heerst een nultolerantie ten aanzien van cocaïnegebruik. Er is geen limiet die men mag gebruiken, maar in de praktijk hanteert men wel een onderste waarde van 10 ng benzoylecgonine per ml. Dit echter alleen omdat men bij lagere waarden geen 100% wetenschappelijk uitsluitsel kan geven.

Cocaïne (benzoylecgonine) wordt door middel van speekseltesten opgespoord, bijvoorbeeld als de politie op basis van iemands gedrag vermoedt dat er sprake is van cocaïnegebruik. Als het resultaat van de speekseltest positief is, wordt meteen een onmiddellijk rijverbod van 12 uur opgelegd. De bestuurder dient dan meteen zijn rijbewijs af te geven en het voertuig wordt ter plaatse achterlaten. De procureur kan bovendien het rijbewijs meteen 15 dagen intrekken. Er volgt ook een speeksel- of bloedanalyse in een labo. Na de bevestiging in het labo, volgt de bestraffing. Er is voorzien in geldboetes van 200 tot 2.000 euro (x 8), een rijverbod van 3 maanden tot 2 jaar en een rijverbod en het verplicht herhalen van het rijexamen voor chauffeurs die nog geen 2 jaar over hun rijbewijs beschikken. Bij herhaling kunnen deze straffen worden verhoogd.

Geef een reactie