Er heerste onduidelijkheid over de coronahinderpremie en de bijkomende sluitingspremie die aan ondernemingen en zelfstandigen kon worden toegekend. Deze premies kwamen er ter ondersteuning van ondernemers die getroffen waren door de opgelegde maatregelen van de overheid naar aanleiding van de coronapandemie. Een vereiste hiervoor is dat de “locatie” van de onderneming verplicht diende te sluiten. Vlaams minister van Economie, Hilde Crevits, verduidelijkt opnieuw het locatiebegrip.
Even recapituleren
Er werd aanvankelijk voorzien in een forfaitaire subsidie van 4.000 euro voor ondernemingen die alle dagen verplicht gesloten waren ten gevolge van de coronamaatregelen. Hierbij diende “hun locatie” ook effectief gesloten te zijn. In de beginfase dienden niet-essentiële winkels enkel in het weekend te sluiten. Voor hen was er een subsidie van 2.000 euro voorzien en ook hier werd vereist dat “hun locatie” ook effectief gesloten was. Deze premies waren van toepassingen op sluitingen vanaf 12 maart 2020 (eerste coronagolf) en konden tot 30 juni 2020 worden aangevraagd.
Toen op 6 april 2020 duidelijk werd dat de opgelegde sluitingen nog niet meteen konden worden opgeheven, werd er voorzien in een bijkomende sluitingspremie. Deze sluitingspremie bedroeg dan 160 euro per verplichte sluitingsdag van hun locatie.
Vanaf 8 juni 2020 werd de bijkomende sluitingspremie enkel toegekend aan ondernemingen die volledig gesloten waren ten gevolge van de coronamaatregelen en waarbij de locatie opnieuw daadwerkelijk gesloten was.
Uitleg van de locatievereiste
De verplichte sluiting van de locatie is een belangrijke vereiste voor het toekennen of terugvorderen van toegekende subsidies. Ondernemers die niet verplicht dienden te sluiten of zonder een fysieke locatie, hadden geen recht op de premie.
Om onduidelijkheden te voorkomen werd er meteen aangegeven dat het voor horecaondernemingen voldoende was dat hun gelagzaal verplicht werd gesloten. Afhalen kon nog steeds en het sluiten van het eetgedeelte volstond.
Daarnaast werd er aangegeven dat de maatregelen ook van toepassing waren op foorkramers en ambulante handelaars die hun activiteiten dienden neer te leggen ten gevolge van de coronamaatregelen.
Nu komt Vlaams minister van Economie, Hilde Crevits, met een MB dat aangeeft dat onder locatie ook “publiek toegankelijke transportmiddelen” moet worden begrepen.