Vroeger waren rechters verplicht om bij een overtreding van de vierde graad, begaan door een recidiverende voetganger, het recht van verval tot sturen uit te spreken. Enkel na het slagen in het theoretisch en praktisch rijexamen en na een geneeskundig en psychologisch onderzoek kon de overtreder in zijn rechten hersteld worden. Dit verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig kwam bovenop de straf en de rechter had niet te kiezen: hij moest het uitspreken.
Een vreemde situatie want indien dezelfde overtreding begaan werd met een voertuig die niet voor vervalverklaring in aanmerking komt, zoals bijvoorbeeld een fiets, was de rechter niet verplicht om het recht van verval uit te spreken. Het Grondwettelijk Hof was het daar eerder al niet mee eens en nu heeft ook de wetgever de Wegverkeerswet aangepast.
Lees ook: Rechter kan verplicht herstelexamen beperken tot categorie wagen van overtreding
Grondwettelijk Hof: schending art. 10 en 11 Grondwet
Het Grondwettelijk Hof oordeelde eerder al (arrest 129/2018) dat het gaat om een verschillende behandeling voor twee gelijkaardige categorieën weggebruikers. Het Grondwettelijk Hof oordeelde bovendien dat dit verschil niet redelijk te verantwoorden is. En dus moest de wetgever actie ondernemen.
Wet van 8 mei 2019
Met de wet van 8 mei 2019 tot wijziging van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wet betreffende de politie over het wegverkeer en tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (BS 22 augustus 2019) geeft de wetgever daar nu gevolg aan. Deze wet past artikel 38 van de Wegverkeerswet aan. Zo zijn rechters niet langer verplicht om het verval van het recht tot sturen uit te spreken. Echter behoudt de rechter wel de mogelijkheid om dat te doen, net zoals dat ook voor fietsers het geval is. Deze wijziging is op 1 september 2019 in werking getreden.