Verschillende kustgemeenten kregen de vraag van tweedeverblijvers of zij niet een vermindering kunnen krijgen op de zogenaamde tweedeverblijfstaks. Deze eigenaars betalen naast de gemeentelijke belasting op tweede verblijven ook onroerende voorheffing voor hun tweede verblijf én een provinciale belasting op tweede verblijven, terwijl ze momenteel niet van hun tweede verblijf mogen genieten. Daarnaast riep de Vlaamse Regering de lokale besturen op om hun belastingreglementen te herzien en onder andere toeristenbelastingen en terrasbelastingen tijdelijk te schrappen. Toch lijken de kustgemeenten daar niet meteen op in te gaan.
Tweedeverblijfstaks als compenserende heffing
De tweedeverblijfstaks is al verschillende keren aangevochten. Onder andere de arresten van het Hof van Beroep van Gent en het Hof van Cassatie spreken daarbij een rol. Belangrijk is daarbij dat gemeenten het gelijkheidsbeginsel niet mogen schenden. Als ze vastgoedeigenaren die er hun domicilie niet hebben extra willen belasten, dan moet de gemeente dat ook op een redelijke manier kunnen verantwoorden.
De meeste gemeenten verantwoorden hun tweedeverblijfstaks als een compenserende heffing. De gemeente doet per slot van rekening extra inspanningen om de gemeentelijke voorzieningen aan te passen voor de tweedeverblijvers. Denk bijvoorbeeld aan investeringen in groenaanplantingen, de zorg voor de openbare ruimte, de openbare veiligheid… In zo’n geval is het niet logisch om enkel de inwoners voor die kosten te laten opdraaien, zeker als het aandeel tweedeverblijvers heel groot is. Net door een tweedeverblijfstaks in te voeren dragen de twee groepen bij aan de investeringen waarvan ze het genot hebben en worden ze gelijk behandeld. De rechtspraak aanvaardt die redenering.
Sommige tweedeverblijvers halen nu aan dat zo’n compenserende heffing geen steek houdt. Dit omdat ze op dit moment geen gebruik kunnen maken van die investeringen. Of de tweedeverblijfstaks nu nog te verantwoorden valt is onduidelijk. Enerzijds moet er rekening mee worden gehouden dat de uitgaven die voor tweedeverblijvers worden gemaakt niet zomaar kunnen worden teruggeschroefd. Anderzijds is ook het argument van Bart Tommelein niet onbelangrijk. Namelijk dat ook de andere inwoners die moeten bijdragen nu geen (volwaardige) aanspraak kunnen maken op de infrastructuur. Uiteindelijk is het aan de rechterlijke macht om te oordelen of het gelijkheidsbeginsel hier al dan niet geschonden is. De desbetreffende gemeenten hebben zeker argumenten om niet over te gaan tot een vermindering van de belasting op de tweede verblijven.
Op die manier kunnen in theorie alle Oostendenaren korting vragen op hun belastingen, want zij hebben op dit moment ook geen toegang tot containerparken, speeltuinen en zwembaden waarvoor ze belastingen betalen. Ik hoor dat ook mijn collega’s in andere kustgemeenten gelijkaardige vragen krijgen. Ik ben altijd voorstander om belastingen waar mogelijk te verlagen, maar dan moeten we dit voor iedereen doen.” (Bart Tommelein, burgemeester van Oostende)
Problematisch in gemeenten zonder gemeentebelasting
Er zijn echter een aantal gemeenten waar de gemeentebelasting voor inwoners 0% bedraagt, maar die toch een tweedeverblijfstaks hebben. Knokke is daar het bekendste voorbeeld van. Het is in deze gevallen dat de rechtspraak zich kritisch opstelt. Hier behandelt men twee groepen die alle twee de infrastructuur gebruiken op een ongelijke manier. Enkel de tweedeverblijvers dragen bij aan de lokale infrastructuur waar de inwoners, die vaak niet al te behoeftig zijn, gratis van kunnen genieten. Volgens de rechtspraak is er hier wel sprake van een schending van het gelijkheidsbeginsel.
In dergelijke gevallen gaat de redenering van de compenserende heffing per slot van rekening niet op. Het belastingreglement van Koksijde werd op basis hiervan al meermaals strijdig bevonden met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. Later probeerde de gemeente Koksijde een verantwoording te vinden door te stellen dat de gemeente grote inspanningen doet op vlak van openbaar domein, veiligheid, milieu en openbare ruimte met het specifieke oog op de tweedeverblijvers. Het Hof van Cassatie volgde dit argument niet omdat ook zij die er hun hoofdverblijfplaats hebben daarvan kunnen genieten. Nog later volgden andere argumenten, zoals de bescherming van de residentiële bewoning en de sociale cohesie binnen de gemeente. Het Hof van Beroep van Gent volgde ook dit niet en bleef spreken van een schending van het gelijkheidsbeginsel.
Desondanks hebben verschillende kustgemeenten, met name Knokke-Heist, Koksijde en De Panne, recent opnieuw een belastingreglement op tweede verblijven ingevoerd terwijl de inwoners geen aanvullende gemeentebelasting moeten betalen. Deze kustgemeenten blijven zich op gelijkaardige argumenten beroepen. Ook in niet-coronatijden begeven zij zich op glad ijs.
Zij moeten zich al op andere argumenten beroepen dan louter hun uitgaven. Maar hoe kan je verantwoorden dat je via een taks leegstand wil voorkomen als de bewoners door de coronacrisis niet naar hun tweede verblijf mogen trekken? Of hoe kan die taks dan nog bijdragen aan de sociale cohesie als dat helemaal geen verband houdt? Ook in niet-coronatijden hebben tweedeverblijvers reeds munitie om de taks aan te vechten, terwijl ze nu nog een aantal extra argumenten hebben.
Voor de tweedeverblijvers van deze kustgemeenten is het wel degelijk aangeraden om opnieuw naar de rechtbank te trekken. De kans op slagen moet, mede door de recente rechtspraak, ergens rond de 99% liggen. Voor de andere kustgemeenten is de uitkomst hoogst twijfelachtig.
En wat met de provinciale tweedeverblijfstaks van de provincie West Vlaanderen. Bij mijn weten is er geen enkele andere provincie in België die deze belasting int. De vraag is of deze dan niet in strijd is met het beginsel van de grondwet dat alle belgen gelijk zijn voor de wet: wie een tweede verblijf heeft elders in het land betaald immers geen provinciale tweedeverblijfstaks.
Ook in Middelkerke is de tweedeverblijfstaks verhoogd van 650 € naar 850 €. Terwijl de inwoners geen aanvullende gemeentebelasting meer moeten betalen.
Ook in Middelkerke wordt de tweedeverblijfstaks voor 2020 verhoogd van €650 naar €850, terwijl de inwoners geen aanvullende gemeentebelasting meer moeten betalen.