BoeteStraf

Zet vzw Jehovah’s Getuigen aan tot discriminatie wegens geloofsovertuiging?

Recent heeft de Rechtbank van eerste aanleg in Gent uitspraak gedaan over het uitsluitingsbeleid van de vzw Jehovah’s Getuigen. Dit uitsluitingsbeleid houdt in dat leden alle contact moeten verbreken met voormalige leden, ook als het om goede vrienden of zelfs om familie gaat. De rechter diende te oordelen of de vzw zich schuldig maakt aan het aanzetten tot discriminatie op basis van geloof of levensbeschouwing.

Voormalige leden klagen vzw Jehovah’s Getuigen aan

In deze zaak hadden een aantal voormalige jehova’s van Jehovah’s Getuigen klacht neergelegd tegen de vzw Jehovah’s Getuigen. De vzw Jehovah’s Getuigen is de Belgische vzw waarin de jehova’s zich organiseren. Deze geloofsgemeenschap gelooft onder meer dat de mensheid zich in een eindtijd bevindt en dat God binnenkort zal ingrijpen. Ze menen dat zij de enige juiste religie hebben en dat eenieder die niet tot de geloofsgemeenschap behoort, zal worden vernietigd. Daarom is het hun plicht om zoveel mogelijk mensen van hun geloof te overtuigen. Ze interpreteren de Bijbel heel letterlijk en geloven dat de Bijbel ook wetenschappelijk juist is.

De aanklagers in deze zaak werden door de zogenaamde kerkrechtbank uitgesloten, hetgeen tijdens een wekelijkse vergadering wordt meegedeeld. Een uitsluiting houdt in dat men persona non grata wordt en dat andere leden geen contact meer mogen hebben met een uitgeslotene. Ook familie en vrienden moeten dan definitief met hen breken. Het enige wat ze nog mogen en moeten doen, is het verstrekken van absolute noodhulp. Dezelfde regels gelden ook voor wie zelf uit de gemeenschap stapt. Leden die zich niet aan deze regels houden en toch contact blijven houden met de uitgeslotene, riskeren ook zelf te worden uitgesloten.

Voormalige leden omschrijven dit als een sociale dood, net omdat leden vaak niemand anders hebben dan elkaar en nu alles en iedereen verliezen. Voormalige leden hebben het over stress en psychische klachten ten gevolge van dit uitsluitingsbeleid. Het hoofddoel van de geloofsgemeenschap is hierbij de voormalige leden tot berouw aan te zetten en hen aan te moedigen om terug in de geloofsgemeenschap te treden.

Overheid heeft het recht om in te grijpen

De rechtbank benadrukt dat de Staat zich neutraal en onpartijdig moet opstellen als het gaat over de legitimiteit van geloofsovertuigingen en de manier waarop die worden uitgedrukt. Het benadrukt echter dat dit niet absoluut is en dat de Staat wel kan ingrijpen wanneer er hiervoor een dwingende maatschappelijke behoefte is. Ook dan moet de Staat er echter over waken dat het nagestreefde doel in verhouding staat met de inmenging in de geloofsovertuiging. Vaak moet de overheid daarbij balanceren op een dun koord, zoals dat bijvoorbeeld ook het geval is bij de problematiek omtrent onverdoofd slachten.

Vzw Jehovah’s Getuigen draagt verantwoordelijkheid

De vzw Jehovah’s Getuigen benadrukt echter dat zij louter een vzw zijn en dat zij de religieuze inhoud en overtuigingen van hun leden niet bepalen. Het geeft aan dat het de gelovigen zelf zijn die hun beslissingen nemen en die uiteindelijk bepalen hoe zij met voormalige leden omgaan. Volgens de vzw zijn zij niet het geloof en hebben zij ook de uitsluitingsregels niet opgesteld, maar helpen ze enkel de gelovigen om zich ordentelijk te organiseren. De vzw verwijst in het betoog ook naar een aantal verzen uit de brieven van Petrus en Paulus. Hun conclusie is dat het uitsluitingsbeleid niet aan de vzw toerekenbaar is, maar aan de individuele keuzes van de leden die zich hebben aangesloten.

De rechter volgt deze redenering niet. De rechtbank verwijst daarbij naar het statutair doel van de vzw Jehovah’s Getuigen: de verkondiging van de ‘biblieke waarheid’. Volgens de rechtbank is dit het bewijs dat de vzw ook het uitsluitingsbeleid propageert. Daarnaast geeft de rechter aan dat de vzw ook op gebiedende wijze gedragslijnen oplegt aan de leden en dat daarbij helemaal geen ruimte wordt gelaten voor individuele keuzes.

Vzw Jehovah’s Getuigen zet aan tot discriminatie

Opdat een handeling volgens de antidiscriminatiewet een misdrijf is, moet er openbaar op minstens een van de beschermde criteria worden gediscrimineerd en moet er ook sprake zijn van een bijzonder opzet.

Aan de openbaarheidsvereiste is voldaan omdat de uitgesloten leden tijdens de wekelijkse vergadering, die voor ieder toegankelijk is, worden afgeroepen.

Daarnaast meent de rechtbank dat er wel degelijk sprake is van aanzetten tot discriminatie van personen met een andere geloofsovertuiging en dit onder meer omdat deze voormalige leden “zondaars” en “kinderen van Satan” worden genoemd. Verder worden ze publiekelijk vergeleken met de pest en wordt er benadrukt dat zij sociaal geïsoleerd moeten worden.

Volgens de rechtbank is er ten slotte ook sprake van een bijzonder opzet. De vzw heeft namelijk het doel om te discrimineren en sociaal te isoleren om zo de terugkeer van ex-gelovigen te bewerkstelligen. De vzw wil voldoende morele druk uitoefenen tot zij naar de geloofsgemeenschap terugkeren.

De rechtbank van eerste aanleg in Gent acht de vzw Jehovah’s Getuigen schuldig aan het aanzetten tot discriminatie, haat, geweld en segregatie op basis van geloof en levensbeschouwing. Het legt de vzw een geldboete op van 96.000 euro. De rechtbank benadrukt de feiten maatschappelijk verontrustend te vinden en onderlijnt dat religieuze regels niet boven het recht staan. Het roept de vzw dan ook op om het uitsluitingsbeleid aan te passen.

Geef een reactie