Milieu

Brandverzekeraar moet uitbetalen bij scheurende woningen op kleigronden

De wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen biedt een bescherming tegen natuurrampschade. Het is de brandverzekeraar die dan dekking dient te verlenen. Ook droogteschade komt daarbij in aanmerking. De afgelopen jaren kregen veel woningen op kleigronden te maken met scheurvorming ten gevolge van het inkrimpen van de grond. De funderingskosten voor de eigenaars liepen daarbij op tot tienduizenden euro’s. De slachtoffers meenden dat de brandverzekeraar de schade moet vergoeden, want het inkrimpen van de kleigrond is het gevolg van het verdwijnen van water uit de kleigrond, wat dan weer het gevolg is van droogte. Lange tijd weigerde de brandverzekeraar echter om dekking te verlenen. Met een interpretatieve wet zorgt de wetgever nu voor het laatste woord: de brandverzekeraar zal moeten uitbetalen.

Brandverzekeraar vergoedt niet bij scheurvorming

In de praktijk leverde het een en ander vaak problemen op bij eigenaars die een woning hadden op kleigronden. Als gevolg van de droogte zakt water uit de kleigrond weg, waardoor holtes ontstaan en de draagkracht van de kleigrond wijzigt. Hierdoor treedt er een inkrimping op, waarna woningen worden getroffen door zware stabiliteitsproblemen en scheurschade. Velen hebben getracht om op basis van de wet betreffende de verzekeringen een vergoeding te krijgen van de brandverzekeraar, maar de meeste verzekeraars hielden de boot af.

Enerzijds betwistten verzekeraars dat de verzakkingen het gevolg zijn van droogte. Anderzijds beriep de verzekeraar zich ook op de wet betreffende de verzekeringen. Daarin stond namelijk te lezen dat de brandverzekeraar dekking moet verlenen bij “een beweging van een belangrijke massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt”. Volgens de verzekeraar was er bij het louter inklinken van de bodem geen sprake van een belangrijke massa en dus ook niet van een natuurramp. Deze interpretatie zorgde wel vaker voor lange juridische procedures.

Onder natuurramp wordt verstaan:

[…]

d) hetzij een aardverschuiving of grondverzakking, te weten een beweging van een belangrijke massa van de bodemlaag, die goederen vernielt of beschadigt, welke geheel of ten dele te wijten is aan een natuurlijk fenomeen anders dan een overstroming of een aardbeving.” (Artikel 124, § 1, d Verzekeringswet)

Rechter geeft slachtoffer gelijk, maar verzekeraar gaat in beroep

Zo gebeurde het ook bij een man uit Aalbeke. Hij woonde al vijftig jaar in de Lijsterstraat in Aalbeke, tot wanneer een zijmuur eind 2018 drie centimeter verschoof. Een deskundige kwam ter plaatse en concludeerde dat dit het gevolg was van de uitgedroogde kleibodem. De man in kwestie liet een onderfundering van 160 centimeter gewapend beton onder de bestaande fundering aanleggen, maar de verzekeraar weigerde daarin tussen te komen. Hij nam een advocaat in de arm en kreeg in 2020 gelijk. De verzekeraar ging echter in beroep. Een uitspraak wordt pas eind 2022 verwacht.

Wetgever verplicht brandverzekeraars om de schade te vergoeden

Met een interpretatieve wet neemt de wetgever de discussie nu weg. Een interpretatieve wet legt uit hoe een bepaald begrip of een bepaald wetsartikel moet worden uitgelegd. Deze interpretatieve wet doet dit voor artikel 124, § 1, d Verzekeringswet en bepaalt duidelijk dat ook het “inklinken van de bodem, waardoor goederen worden vernield of beschadigd, dat geheel of ten dele het gevolg is van een langdurige periode van droogte” een natuurramp is en dat de brandverzekeraar de schade dus moet vergoeden.

Met deze interpretatieve wet moet de langlopende verzekeringstechnische discussie over het inklinken van de bodem eindelijk van de baan zijn. Ook voor de genoemde man uit Aalbeke loopt de juridische procedure nu wellicht af, want de interpretatieve wet geldt ook voor het verleden. Uiteraard staat het de verzekeraars wel vrij om bij de berekening van hun premies rekening te houden met de nieuwe situatie.

Geef een reactie