FeaturedGevangenisstrafStraf

Evolutie van de strafbaarheid van verkrachting in het Belgisch recht

Doorheen de tijd is de definitie van verkrachting in ons strafwetboek sterk geëvolueerd. Het loopt synchroon met hoe de maatschappij in die tijd naar verkrachting en geslachtsgemeenschap keek. Opmerkelijk is dat de ruime interpretatie die we vandaag toepassen eigenlijk pas in 1989 – het jaar van de val van de Berlijnse Muur en de invoering van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind – tot stand is gekomen.

Eerste strafbaarstelling in 1867

In het eerste Belgische Strafwetboek van 1867 werd verkrachting wel al strafbaar gesteld, maar werd nergens gedefinieerd wat verkrachting nu net is. Men vond de uitleg van het woord verkrachting toen zo vanzelfsprekend dat men het niet nodig achtte om het woord verder uit te leggen. Ook de rechtsleer was vrij duidelijk: verkrachting is de opgedrongen penetratie van een penis in een vagina.

Zal met opsluiting gestraft worden, alwie de misdaad van verkrachting zal hebben bedreven, hetzij bij middel van gewelddaden of erge bedreigingen, hetzij door list, hetzij met eenen persoon te misbruiken, die ten gevolge van ziekte, door ontsteltenis zijner vermogens of uit alle andere toevallige oorzaak, het gebruik zijner zinnen had verloren, of van dezelve, door eenige arglist was beroofd geweest”. (Art. 375, lid 1 Belgisch Strafwetboek van 1867)

In die tijd kon enkel een man verkrachten en kon enkel een vrouw verkracht worden. Een man kon geen man verkrachten en een vrouw kon gewoon niet verkrachten. Volgens de rechtsleer uit die tijd was het zelfs zo dat de penetratie voltrokken diende te zijn, of dat de man met andere woorden moest geëjaculeerd hebben. Zonder ejaculatie was er geen verkrachting. Ook kon verkrachting enkel buiten het huwelijk plaatsvinden en kon de man op elk moment geslachtsgemeenschap van zijn wettelijke vrouw eisen, want dat was nu eenmaal een verplichting die men bij het huwelijkscontract was aangegaan. Merk ook op dat de peniaal-anale en de peniaal-orale penetratie geen verkrachting was.

Het klinkt allemaal heel eng en oubollig, maar het hoorde bij de geest van zijn tijd. Het is vreemd om te zeggen, maar op sommige vlakken was de wetgever toen zelfs vrij vooruitstrevend. Zo oordeelde men toen al dat het ontbreken van geweld of verzet niet automatisch mocht worden geïnterpreteerd als toestemming. Ook bijvoorbeeld list, arglist (bv. het dronken voeren van een vrouw) of andere vormen van misbruik speelden mee bij de beoordeling.

Anderzijds waren er in de praktijk ook veel bedenkelijke zaken die meespeelden bij de beoordeling van de feiten, zoals de seksuele reputatie van het slachtoffer of het al dan niet in ontucht samenleven met een andere man. Het feit dat de vrouw een prostituee was, diende bijvoorbeeld minimaal een verzachtende omstandigheid te zijn. Het was met andere woorden aan de vrouw om heel zorgvuldig te zijn in haar uitingen en absoluut niet te doen uitschijnen dat ze een man haar toestemming gaf.

Bovendien viel ook de peniaal-vaginale penetratie van een man met een jong meisje dat haar toestemming gaf buiten de strafbaarstelling. Ten slotte niet onbelangrijk om de sfeer van zijn tijd te begrijpen: de verkrachting was een schending van de orde der familie en werd niet gezien als een schending van het zelfbeschikkingsrecht.

Jonge kinderen kunnen sinds 1912 geen toestemming tot geslachtsgemeenschap verlenen

Met de wet van 15 mei 1912 op de bescherming van de jeugd werd de situatie van jonge kinderen beter geregeld. Het voorzag dat elke aanranding van de eerbaarheid van kinderen jonger dan 14 jaar, zelfs met toestemming van het kind, strafbaar is. Het werd automatisch gelijkgesteld met verkrachting door middel van gewelddaden. Voor de aanranding van de eerbaarheid werd de grens op 16 jaar gelegd.

Concreet betekent dit dat meisjes vanaf 14 jaar hun toestemming konden geven tot geslachtsgemeenschap en pas vanaf 16 jaar hun toestemming verlenen tot het aanraken van hun borsten, billen of geslachtsdelen, hoe vreemd dat ook mag lijken.

Verder werd toen ook de seksuele handelingen tussen bloedverwanten in de rechte lijn, bijvoorbeeld vader en dochter, strafbaar gesteld. Voorheen was dit niet automatisch strafwaardig – hoewel het maatschappelijk sterk werd afgekeurd – en moest er ook dan aan de verkrachtingsinterpretatie zijn voldaan. Zo kon een kind tot 1912 een geldige toestemming geven tot geslachtsgemeenschap met de vader.

Tweede helft 20ste eeuw: maatschappelijk denken en invulling van verkrachtingsbegrip wijzigt

De tijd verstreek en de maatschappelijke visie op verkrachting en zedenzaken wijzigde. Sinds 1965 spreekt men bijvoorbeeld ook van een homoseksuele aanranding. Dit moet wel bekeken worden in het licht van het toenmalige denken. Zo wilde men vooral voorkomen dat mannen door een opgedrongen homoseksuele handeling een homoseksuele geaardheid konden ontwikkelen. Net daarom werd het zelfs schadelijker geacht dan een heteroseksuele aanranding.

In een arrest van het Hof van Brussel werd in 1979 dan weer afgestapt van het huwelijksvoortplantingsdenken. Hoewel normale ongedwongen seksuele relaties nog steeds tot de verplichting van de huwelijksgemeenschap behoren, is het volgens het Hof niet zo dat de man dit zelf mag afdwingen. Op dat moment wordt voor het eerst in België een man veroordeeld voor het verkrachten van zijn vrouw.

In 1988 stapte de correctionele rechtbank van Brussel dan weer af van de peniaal-vaginale regel en werd geoordeeld dat een peniaal-anale penetratie ook verkrachting kon uitmaken. Over de peniaal-orale interpretatie werd er geen uitspraak gedaan.

De grote omwenteling van 1989

Het duurde in feite tot 1989 vooraleer er echt een omwenteling kwam in het verkrachtingsdenken en we naar de huidige invulling evolueerden. Het is met de Wet op de verkrachting dat het verkrachtingsbegrip ook voor de eerste keer een wettelijke definitie kreeg:

Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.

Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer.” (Art. 1 Wet van 4 juli 1989 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het misdrijf verkrachting)

Wie deze vernieuwde definitie onder de loep neemt, merkt een juridische aardverschuiving op. Ineens is de peniaal-vaginale penetratie niet langer vereist (ook anale en orale penetraties vallen hieronder, net zoals penetraties met andere lichaamsdelen of voorwerpen), kan een man slachtoffer zijn en een vrouw dader, hoefde de man niet langer te ejaculeren, kon een man een man verkrachten en kon verkrachting ook ontegensprekelijk binnen het huwelijk plaatsvinden. Ook is het verkrachting wanneer een dader een slachtoffer dwingt om zichzelf te penetreren.

Verder valt verkrachting niet langer onder een vergrijp tegen de familiale orde, maar wel als een vergrijp tegen de integriteit van de menselijke persoon. Het beginsel dat kinderen jonger dan 14 jaar niet geldig kunnen toestemmen, blijft overigens nog steeds behouden.

Sinds 1989 zijn er wel nog een aantal beperkte wijzigingen doorgevoerd, zo werd later ook gespecificeerd dat bedreiging en verrassing geen toestemming zijn, maar grotendeels is de regeling die in 1989 werd ingevoerd behouden. Voor een uitgebreidere uiteenzetting omtrent de hedendaagse status van verkrachting, voyeurisme en de aanranding van de eerbaarheid kan ik het boek “Aanranding van de eerbaarheid en verkrachting” van Ivo Delbrouck, ereprocureur des Konings, aanbevelen.

Geef een reactie