De wet van 10 augustus 2015 zou onder andere de wettelijke leeftijd voor het rustpensioen verhogen van 65 jaar naar 67 jaar en zou ook de voorwaarden hiervoor enigszins aanpassen. Het Vakbondsfront trok echter naar het Grondwettelijk Hof, dat nu uitspraak deed. Zowel de wetgever als het Vakbondsfront kregen gedeeltelijk gelijk.
Vakbondsfront: zorgt voor discriminatie
Het Vakbondsfront verzette zich tegen verschillende bepalingen van de wet van 10 augustus 2015, namelijk:
- De verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar;
- Het optrekken van de loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen;
- De verhoging van de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen (50 naar 55 jaar tegen ten laatste 2030).
Het Vakbondsfront haalde aan dat deze wijzigingen sociale achteruitgang en een toegenomen discriminatie tussen man en vrouw zouden veroorzaken.
Uitspraak Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof volgde het Vakbondsfront enkel wat betreft het verhogen van de minimumleeftijd voor het overlevingspensioen. Dat overlevingspensioen biedt inkomsten aan de langstlevende echtgenoot die het gevaar zou lopen geen inkomen meer te hebben na het overlijden van de andere echtgenoot. De optrekking van de minimumleeftijd zou onevenredig zijn ten opzichte van specifieke doelgroepen (bv. kwetsbare situatie op de arbeidsmarkt, erkende arbeidsongeschiktheid, …). Het risico op armoede is voor deze groepen niet redelijk verantwoord.
Opgelet: de andere maatregelen van de wet van 10 augustus 2015 blijven wel overeind, aangezien hier het algemeen belang primeert.