Proces

Grondwettelijk Hof vernietigt gedeeltelijk verhoging rolrechten

Sinds 1 februari 2019 zijn er in België hogere rolrechten van toepassing. Deze rolrechten zijn een soort van belastingen die te betalen zijn door rechtzoekenden die een vordering instellen bij een rechtscollege. Hierdoor draagt niet alleen de volledige samenleving het kostenplaatje van de rechterlijke macht, maar moeten rechtzoekenden ook zelf een bijdrage leveren.

Het ging om een aanzienlijke stijging en daar kan het Grondwettelijk Hof zich klaarblijkelijk niet in vinden. Het vernietigt gedeeltelijk de verhoogde rolrechten (GwH 10 juni 2021, nr. 84/2021), maar dan enkel voor een wel heel specifieke groep rechtzoekenden.

Hogere rolrechten bij kleine vorderingen

Het is de wet van 14 oktober 2018 die de rolrechten heeft opgetrokken. Deze rolrechten zijn te betalen door de rechtzoekende, behalve wanneer de tegenpartij in het ongelijk is gesteld. In dat geval moet namelijk de tegenpartij de rolrechten betalen. Wanneer beide partijen dan weer deels in het ongelijk zijn gesteld, kan de rechter de rolrechten over de twee partijen verdelen.

Vroeger bepaalde men het rolrecht in functie van de aard van het gerecht en de waarde van de vordering. Bij een vordering voor het vredegerecht gold bijvoorbeeld een rolrecht van € 40 indien de waarde van de vordering hoogstens € 2.500 bedroeg. In het andere geval was er een rolrecht van € 80 van toepassing. Bij het hof van beroep kon het rolrecht zo schommelen tussen € 210 (vorderingen tot en met € 25.000) en € 800 (vorderingen boven € 500.000). Sinds 1 februari 2019 rekent men enkel nog een vast tarief aan en dit ongeacht de waarde van de vordering. Vooral voor kleine vorderingen is het rolrecht flink duurder geworden.

Aard van het gerechtRolrecht sinds 1 februari 2019
Vredegerechten en politierechtbanken€ 50
Rechtbanken van eerste aanleg en ondernemingsrechtbanken€ 165
Hof van beroep€ 400
Hof van Cassatie€ 650

Deze herziening werd onder meer aangevochten door de vzw Syndicat des Avocats pour la Démocratie en de Ordre des Barreaux Francophones et Germanophone. Ze vinden dat de herziening het recht op toegang tot de rechter onevenredig zou beperken, in het bijzonder voor rechtzoekenden waarvan de bestaansmiddelen amper hoger liggen dan de plafonds voor volledige of gedeeltelijke kosteloze juridische bijstand.

Gedeeltelijke vernietiging van de hogere rolrechten

Het Grondwettelijk Hof haalt aan dat het recht op toegang tot een rechter een algemeen rechtsbeginsel is dat moet worden gewaarborgd, maar dat het geen absoluut recht is. Het kan en mag dus aan beperkingen onderworpen zijn op voorwaarde dat deze beperkingen redelijk evenredig zijn met het gewettigd doel dat ze nastreven. Volgens het Grondwettelijk Hof kan het betalen van een rolrecht zo’n geldige beperking zijn, op voorwaarde dat het betalen van het rolrecht evenredig is met het doel.

Het doel van de wet van 2018 was het systeem van de rolrechten vereenvoudigen, budgettaire besparingen doorvoeren, alternatieve vormen van geschillenbeslechting bevorderen en de bijdrage van rechtzoekenden verhogen. Dit is volgens het Grondwettelijk Hof een wettelijk doel, maar dit wil nog niet zeggen dat de beperking van de toegang tot de rechter proportioneel is.

Het Grondwettelijk Hof oordeelt net zoals de verzoekers dat de hogere rolrechten de kostprijs van de gerechtelijke procedure voor rechtzoekenden met beperkte middelen aanzienlijk verhogen en onevenredige gevolgen met zich meebrengen. Het Grondwettelijk Hof heeft het ook over de groep van wie de totale bestaansmiddelen lager liggen dan de kosten voor volledige of gedeeltelijke kosteloze juridische bijstand.

Daarom gaat het Grondwettelijk Hof over tot de vernietiging van de artikelen die de verhoogde rolrechten invoeren, maar dan enkel voor deze specifieke doelgroep. Tegelijkertijd houdt het Grondwettelijk Hof rekening met de wet van 31 juli 2020. Door deze wet zijn de plafonds voor de volledige of gedeeltelijke kosteloze juridische bijstand namelijk al opgetrokken. Dit wil zeggen dat de verhoogde rolrechten alleen vernietigd worden voor rechtzoekenden die aan volgende voorwaarden voldoen:

  • De zaak moet tussen 1 februari 2019 (de dag van de inwerkingtreding van de hogere rolrechten) en 31 augustus 2020 (de laatste dag waarop de lagere drempels voor kosteloze juridische bijstand van toepassing waren) zijn ingeschreven
  • De rechtzoekende moet uiterlijk op 31 augustus 2020 zijn veroordeeld tot de betaling van de verhoogde rolrechten
  • De bestaansmiddelen van de rechtzoekende liggen lager dan de nieuwe plafonds voor kosteloze juridische bijstand maar hoger dan de vroegere plafonds

Geef een reactie