Het is soms een komisch tafereel in de rechtbank: een dader die zopas is veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf en vervolgens aan z’n advocaat vraagt of hij dan ook effectief naar de gevangenis moet. Vooral omdat de advocaat dan wel vaker het hoofd zachtjes heen en weer schudt. Het is nu eenmaal de realiteit dat de straf die wordt uitgevoerd niet altijd gelijk is aan de straf die door de rechter wordt uitgesproken, dat is overigens ook het geval voor gevangenen die de gevangenis vroeger mogen verlaten. Binnenkort wijzigt in theorie wel het een en ander. Of dat ook effectief het geval zal zijn, is nog niet duidelijk.
Straffen minder dan drie jaar
Op effectieve gevangenisstraffen van minder dan drie jaar hebben rechters geen vat. Het klopt wel dat de wet van 17 mei 2006 de bevoegdheid voor dergelijke korte straffen bij een strafuitvoeringsrechter (SUR) legt, maar de inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling liet op zich wachten omdat het in de praktijk maar niet te organiseren viel. Daarom is het de gevangenisdirecteur die in principe de beslissing neemt. Die beslissing neemt de gevangenisdirecteur echter niet zomaar, maar hiervoor baseert hij zich op de verschillende ministeriële omzendbrieven.
In de praktijk worden effectieve gevangenisstraffen van minder dan vier maanden niet uitgevoerd. Bij straffen van vier maanden tot drie jaar wordt het vrijwel automatisch omgezet in een elektronische enkelband. De organisatie daarvan laat bovendien vaak lang op zich wachten, waardoor veroordeelden soms pas maanden of jaren na de uitspraak ook werkelijk een elektronische enkelband krijgen. Behoudens enkele uitzonderingen, zoals deze voor geradicaliseerden en zedendelinquenten, zijn straffen minder dan drie jaar dus helemaal niet zo effectief als dat ze lijken te zijn.
Bovendien is het niet omdat je een effectieve celstraf krijgt van 24 maanden, dat je ook gedurende 24 maanden een enkelband moet dragen. De regels omtrent de voorlopige invrijheidsstelling hollen deze straffen bovendien verder uit:
Uitvoerbaar deel gevangenisstraf | Voorlopige invrijheidstelling |
Minder dan 4 maanden | Straf wordt niet uitgevoerd. Bij nieuwe feiten binnen de 2 jaar wordt dit echter herroepen |
Meer dan 4 maanden en ten hoogste 7 maanden | 1 maand en vervolgens vrij onder voorwaarden (herroeping bij nieuwe feiten binnen de 2 jaar) |
Meer dan 7 maanden en ten hoogste 1 jaar | 2 maanden en vervolgens vrij onder voorwaarden (herroeping bij nieuwe feiten binnen de 2 jaar) |
Meer dan 1 jaar en ten hoogste 2 jaar | 4 maanden en vervolgens vrij onder voorwaarden (herroeping bij nieuwe feiten binnen de 2 jaar) |
Meer dan 2 jaar en ten hoogste 3 jaar | 8 maanden en vervolgens vrij onder voorwaarden (herroeping bij nieuwe feiten binnen de 2 jaar) |
Straffen langer dan drie jaar
Net omwille van het onuitvoerbaar karakter spreken rechters soms straffen uit van 37 maanden of laten ze een dader in voorhechtenis opsluiten. Zo weten ze zeker dat de veroordeelde ook effectief tijd in de cel moet doorbrengen.
Wanneer een effectieve gevangenisstraf langer duurt dan 36 maanden is het de strafuitvoeringsrechtbank (SUB) die over de strafuitvoering beslist. Dan is de dader verplicht om een minimumperiode in de cel door te brengen. In principe bedraagt dit 1/3de van de straf, maar bij recidivisten wordt de minimale uitvoering opgetrokken tot 2/3de van de straf.
Voor zware criminelen die veroordeeld werden tot 30 jaar of levenslang, geldt dan weer dat ze minimaal 15 jaar effectief moeten uitzitten. Bij recidive wordt de minimumduur dan opgetrokken tot 19 jaar (eerder veroordeeld voor een correctionele gevangenisstraf zoals fraude of slagen en verwondingen) of 23 jaar (eerder veroordeeld voor een criminele straf zoals moord of verkrachting).
Na het verstrijken van de minimumtermijn kán men vrijkomen met een enkelband of met strikte voorwaarden, zoals recent gebeurde met Michel Lelièvre.
Nieuwe regels vanaf 1 oktober 2020
Vanaf 1 oktober 2020 komt er eindelijk schot in de zaak. Korte gevangenisstraffen van minder dan drie jaar zullen dan niet meer automatisch in vrijlating of elektronisch toezicht resulteren. Vanaf dan is het namelijk de strafuitvoeringsrechter, die 13 jaar geleden reeds juridisch in het leven werd geroepen, die over de zaak zal beslissen.
Het is dus niet langer de omzendbrief die geen rekening houdt met de bijzondere omstandigheden, maar een strafuitvoeringsrechter die beslist. De strafuitvoeringsrechter zal bij zijn beslissing onder andere rekening houden met de persoonlijkheid van de dader, vluchtgevaar, kans op recidive en de kansen op maatschappelijke re-integratie.
In de praktijk zal iemand die tot achttien maanden effectief werd veroordeeld een aanvraag kunnen indienen om in de plaats een enkelband te krijgen of om enkel ’s nachts in de cel te verblijven. Het is de strafuitvoeringsrechter die hierover beslist.
Voor straffen tussen 18 en 36 maanden moet de veroordeelde altijd naar de gevangenis. Na een derde van de straf, zoals dat nu al het geval is voor langere straffen, kan de veroordeelde dan om een vervroegde vrijlating verzoeken bij de strafuitvoeringsrechter die zelfstandig beslist.
Of de deadline van 1 oktober 2020 zal worden gehaald, blijft echter de vraag. Veel juristen blijven sceptisch en hadden het vooral over een populaire wet die nog net voor de verkiezingsklokken het levenslicht zag. Onze gevangenissen barsten per slot van rekening nog steeds uit hun voegen en structureel bewoog er sinds 2006 niet veel. Volgens sommigen zal de inwerkingtreding ook deze keer opnieuw worden uitgesteld. Of de minister dat ook bij vervroegde verkiezingen zal aandurven? Laten we het erop houden dat het leven van een minister van Justitie niet eenvoudig is.