Het zijn turbulente tijden voor voetbalclub Royal Standard de Liège. Niet alleen werd er hen geen licentie toegewezen, maar daarnaast moeten ze ook nog de economische gevolgen van de coronacrisis proberen inperken. Daarbij liet Standard de spelers een document ondertekenen waarbij ze tijdelijk akkoord gingen met een brutoloon van maximum 3.300 euro (plus appartement en auto). Dit te nemen of te laten. Zeven spelers, waaronder een aantal titularissen, reageerden echter niet en werden tijdelijk werkloos gesteld. Zij gaven al aan hun uitkering niet aan te vragen. Sommige kranten halen nu aan dat het risico bestaat dat die spelers, nu ze niet meer voor de club willen voetballen, vrij eenvoudig elders aan de slag kunnen gaan. Waarover gaat het?
Ontslag zonder opzeg bij economische werkloosheid
Normaal moeten zowel werkgever als werknemer een opzegtermijn respecteren wanneer ze vertrekken. Als een werknemer dat niet doet, kan de werkgever van hem een verbrekingsvergoeding vragen.
Het is inderdaad zo dat er een uitzondering voorzien is voor de periodes van economische werkloosheid. Volgens artikel 37/7 van de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten heeft de werknemer dan “het recht de overeenkomst zonder opzegging te beëindigen”. Het klopt dus inderdaad dat zij eenvoudig bij een andere werkgever aan de slag kunnen gaan. Dat is ook logisch: het zou onredelijk zijn om van een werknemer te verlangen dat hij trouw blijft aan de arbeidsovereenkomst terwijl hij tegen loonverlies aankijkt en de werkgever hem geen werk kan garanderen.
Om die reden zijn dezelfde rechten ook elders voorzien, bijvoorbeeld wanneer het gaat om een langdurige schorsing van de arbeidsovereenkomst bij slecht weer. Als er aan de voorwaarden is voldaan, kan de werknemer van de ene dag op de andere opstappen.
Maar dan ook enkel bij economische werkloosheid
Artikel 37/7 Arbeidsovereenkomstenwet verwijst uitdrukkelijk naar de bepaling omtrent de economische werkloosheid. Daarom is het niet van toepassing wanneer het gaat om tijdelijke werkloosheid wegens overmacht. Hier heeft de wetgever een evenwicht gezocht tussen de belangen van de werkgever en die van de werknemer. De wetgever vindt het niet wenselijk om bij overmacht, zoals het afbranden van het bedrijf, de werkgever nog verder te benadelen.
Bovendien wordt door de rechtsleer aangenomen (het desbetreffend artikel biedt geen duidelijkheid) dat de bepaling enkel van toepassing is op de werknemers voor wie economische werkloosheid werd aangevraagd (en dus niet voor de voetballers die wel akkoord gingen met het lager loon). Volgens de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zou het bovendien enkel van toepassing zijn wanneer de werkloosheid effectief is aangegaan (het louter aanvragen ervan volstaat niet), maar hier is lang niet altijd eensgezindheid rond.
Overmacht of economische werkloosheid?
De belangrijkste vraag is dus of er bij voetbalclub Standard sprake is van werkloosheid door overmacht of door economische oorzaken. Door de nieuwe coronaprocedure waarbij dit niet meer met zoveel woorden moet worden gezegd, ontstaat er sowieso al onduidelijkheid. Zowel economische oorzaken als overmachtsoorzaken komen allemaal terecht in één coronaprocedure die sneller af te handelen is en die recht geeft op een hogere uitkering. In een eerder artikel had ik het bijvoorbeeld al over de potentiële gevolgen voor het inschakelen van freelancers tijdens de periode van werkloosheid.
Voetbalclub Standard zou zich natuurlijk op de overmachtssituatie kunnen beroepen, want zij kunnen niet meer voetballen en zijn getroffen door de overheidsmaatregelen. Zo eenvoudig is het echter niet. Belangrijker om te weten is dat aan tijdelijke werkloosheid door overmacht strikte voorwaarden verbonden zijn:
- Er moet sprake zijn van een plotse en onvoorzienbare gebeurtenis
- De feiten moeten zich buiten de wil van de partijen voordoen
- De overmacht moet de verdere uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig onmogelijk maken
- De onmogelijkheid tot werken moet een tijdelijk karakter hebben.
Dat er sprake is van een plotse en onvoorzienbare gebeurtenis buiten de wil van de partijen? Dat staat niet ter discussie. De derde voorwaarde wel. Het feit dat er geen matchen kunnen plaatsvinden maakt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst nog niet onmogelijk. Ook in andere tijden kunnen voetballers een contract hebben zonder officiële wedstrijden te spelen – anders zou elke voetballer kunnen eisen om een plaats op het wedstrijdblad te krijgen.
De voetballers kunnen ook tijdens de coronacrisis nog steeds trainen, eventueel thuis op een hometrainer of in de buurt van hun woning. De voetballers krijgen nog steeds een dieet voorgeschoteld en bovendien worden ze nog steeds opgevolgd door medische experts. Dat lijkt voetbalclub Standard ook zelf te bevestigen door het merendeel van de spelers wel nog gewoon in dienst te houden. Hier lijkt er dus wel degelijk sprake te zijn van economische oorzaken en niet van overmacht.
Voetbalwereld negeert wel vaker sociaal recht
Nu goed, het is niet omdat iets juridisch kan dat voetballers de sprong ook durven te wagen. Volgens de wet van ’78 kan elke Belgische voetballer per slot van rekening al eenvoudig zijn contract verbreken door een vergoeding te betalen die gelijk is aan het lopende loon. Maar wat juridisch kan, kan in de praktijk daarom nog niet. Bij een daaropvolgende internationale overstap bestraft de FIFA immers de nieuwe club met een schadevergoeding en een eventueel speelverbod. Bij transfers tussen Belgische clubs kan de FIFA niet ingrijpen, maar daarvoor hebben de clubs onderling een gentlemen’s agreement gesloten waarbij ze aangeven geen spelers te contracteren die de wet van ’78 inroepen. In de praktijk blijft de wet dan ook dode letter omdat de speler nergens meer aan de slag kan gaan, behalve dan in het zogenaamde non-FIFA-voetbal. Het is maar de vraag hoe de clubs zich hier zullen opstellen, zeker nu de gevolgen van artikel 37/7 Arbeidsovereenkomstenwet nog een stuk groter zijn (helemaal geen vergoeding) dan de gevolgen van de wet van ’78 (vergoeding ter waarde van het resterend loon).
Het hele transfersysteem is hoe dan ook een kunstmatige bubbel die overal, zowel op nationaal als op internationaal niveau, conflicteert met de geldende wetgeving. Die bubbel houdt enkel stand omdat clubs via vernuftige constructies beslissen dat ze eerder trouw blijven aan de geldstromen die het genereert, dan aan het arbeidsrecht dat hun werknemers moet beschermen. Ook hier bevinden de spelers zich op glad ijs wanneer zij het contract verbreken, zeker omdat niet zomaar elke club hen zal aannemen en omdat de FIFA niet voor het eerst de contracterende club zou veroordelen.