Sinds 1 november 2017 worden ‘alle’ sociale huurders verplicht om over een minimale Nederlandstalige kennis te beschikken, anders hebben ze geen recht op een sociale woning. Het woord ‘alle’ staat met een reden tussen aanhalingstekens, aangezien er heel wat uitzonderingen zijn uitgewerkt. Een nieuw Ministerieel Besluit voegt daar nu nog enkele andere uitzonderingsgronden aan toe.
Verplichting om Nederlands te kennen
Vroeger was er al een verplichting tot bereidheid om Nederlands te leren. Nu wordt die verplichting uitgebreid tot het effectief beschikken over een basiskennis Nederlands. Toch is dat heel relatief, want de anderstalige huurder krijgt in de praktijk nog steeds twaalf maanden de tijd om te slagen voor een taaltest. Die termijn van twaalf maanden begint te lopen vanaf de dag dat de sociale huurwoning hem werd toegewezen. Zowel de huurder zelf als zijn partner en meerderjarige kinderen moeten aan de taalkennisverplichting voldoen. Dit wil met andere woorden niet zeggen dat de huurder, na het niet-slagen voor de test, zomaar uit de woning kan gezet worden. In de praktijk gaat het om administratieve geldboetes die van de sociale huurder kunnen gevorderd worden. Of dat laatste bevorderlijk is voor zijn sociale situatie laten we in het midden.
De regeling is uiteraard alleen in het Vlaams Gewest van toepassing. In de praktijk zijn er bovendien heel wat uitzonderingsgronden waarop de sociale huurder zich kan beroepen om (tijdelijk) niet aan de basiskennisverplichting te moeten voldoen. Wij geven ze summier mee.
Uitzondering 1: Niet voor bestaande sociale huurders
Het nieuw wetgevend kader is alleen van toepassing op de nieuwe sociale huurders. Personen die met andere woorden al voor 1 november 2017 een sociale woning kregen toegewezen, moeten enkel aan de vroegere regeling voldoen: bereidheid om Nederlands te leren, ongeacht het resultaat of de geleverde inspanningen om ook effectief een basiskennis te verwerven.
Uitzondering 2: de sociale huurder volgt een alfabetiseringsopleiding
Wanneer een sociale huurder een attest kan voorleggen dat hij een alfabetiseringsopleiding volgt moet hij uiteraard niet aan deze kennisvereiste voldoen. Het Centrum voor Basiseducatie is in Vlaanderen de bevoegde instelling inzake alfabetisering.
Uitzondering 3: In het buitenland
Wanneer de sociale huurder niet in België aanwezig is, hoeft hij uiteraard ook (tijdelijk) niet aan de plicht te voldoen. In de praktijk gaat het om een lijst met situaties waarin hij kan verkeren. Zo kan de sociale huurder bijvoorbeeld tijdelijk in het buitenland werken of naar het buitenland gaan voor een huwelijk of overlijden. Ook wanneer de sociale huurder tijdelijk in het buitenland verblijft om medische redenen kan hij vrijgesteld worden van de taalkennisplicht.
Uitzondering 4: Persoonlijke redenen
Ook persoonlijke redenen kunnen een uitzonderingsgrond uitmaken. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de sociale huurder psychosociale problemen heeft, hoogzwanger is, borstvoeding geeft of palliatieve hulp biedt aan een familielid.
Uitzondering 5: Medische redenen
De sociale huurder kan een vrijstelling krijgen omwille van ziekte, bevalling of verblijf in het buitenland omwille van medische redenen (zie eerder). In dat geval moet de sociale huurder wel beschikken over een medisch attest. Dat medisch attest moet de duur van de afwezigheid vermelden en kan uitgereikt worden door een psychiater, orthodontist, tandarts, geneesheer(-specialist) of een administratieve dienst van een ziekenhuis of van een erkend laboratorium.
Uitzondering 6: Beroepsmatige uitzonderingen
Ook in het kader van de beroepsmatige sfeer kan de sociale huurder een uitzondering verkrijgen. Als hij bijvoorbeeld een job uitoefent dat niet te combineren valt met de uren van de taaltraining (in de omgeving waar hij woont), kan hij vrijgesteld worden. Hetzelfde geldt voor een sociale huurder die een opleiding volgt voor zijn job of een vorming-/opleidingstraject volgt bij de VDAB.