De fiscaliteit omtrent de onroerende verhuur onderging vorig jaar al een wijziging door de verplichte btw-heffing, zij het enkel in uitzonderlijke en welbepaalde gevallen. Daarnaast zal men nu registratierechten moeten betalen op de registratie van de huurovereenkomsten.
Btw bij onroerende verhuur
Sinds 1 januari 2019 is het in sommige gevallen al verplicht om btw aan te rekenen bij onroerende verhuur. Het gaat daarbij om kortdurende verhuurovereenkomsten van maximaal zes maanden (B2B en B2C) of de terbeschikkingstelling van gebouwen die voor minimaal 50% als opslagruimte worden gebruikt (B2C). Bij andere overeenkomsten kunnen huurder en verhuurder wel gezamenlijk opteren voor een onderwerping aan btw. De verhuur van garageboxen is al langer aan btw onderworpen.
Registratierechten bij registratie huurovereenkomsten
De registratie van een huurovereenkomst is voor de huurder een belangrijk instrument om zich te beschermen, bijvoorbeeld wanneer de verhuurder zijn pand zou verkopen. Voorheen waren deze registraties vrijgesteld van registratierechten. Beslissing nr. EE/107.200 brengt daar verandering in. Naast de btw moet nu ook het evenredig registratierecht van 0,2% worden betaald.
Er zijn wel verschillende uitzonderingen waarbij het evenredig registratierecht niet verschuldigd is:
- Leasingovereenkomsten (geen dubbele heffing)
- Terbeschikkingstelling van parkeerplaatsen (geen zuivere huurovereenkomst)
- Terbeschikkingstelling van opslagplaatsen (geen zuivere huurovereenkomst)