We schrijven het voorjaar van 2017: een historisch akkoord in zowel het Waals als Vlaams Gewest gaat onverdoofd slachten definitief verbieden. Het protest in religieuze kringen neemt toe. De onvrede was groot en verschillende zaken werden opgestart. Houdt het stand?
De nieuwe regeling
Volgens de nieuwe regeling zal een gewerveld dier enkel nog mogen gedood worden na een voorafgaande bedwelming. Bovendien moet dat gebeuren op de meest selectieve, minst pijnlijke en snelste manier. Indien het gaat om religieuze methoden moet de bedwelming omkeerbaar zijn en mag het de dood van het dier niet veroorzaken. Vooral dat laatste was een tegemoetkoming ten opzichte van de geloofsgemeenschappen in ons land: er mag geen risico zijn dat het dier zou sterven voor de religieuze slachting (dat zou volgens de geloofsgemeenschappen immers onrein vlees opleveren).
Hier stelt de wetgever een omkeerbare elektrische verdoving voor. Zo’n elektrische verdoving wordt wereldwijd al langer toegepast op onder andere schapen, pluimvee en geiten. Voor runderen ligt dat moeilijker: de effectiviteit van het elektrisch omkeerbaar verdoven staat voor de grotere runderen immers nog niet op punt. Om die reden voorziet de Vlaamse wetgever een specifieke uitzondering voor runderen: totdat de omkeerbare elektrische verdoving op punt staat mag het rund na het kelen bedwelmt worden.
Opvallend is dat de Waalse regelgeving niet voorziet in een uitzondering voor runderen. Dat decreet zal op 1 juni 2018 in werking treden maar omvat wel een overgangsperiode tot 1 september 2019 wat betreft religieuze slachtingen. De Waalse wetgever neemt aan dat tegen 1 september 2019 het elektrisch omkeerbaar verdoven ook voor runderen op punt zal staan.
Protest tegen de nieuwe regelgeving
Het protest tegen de nieuwe regelgeving was meteen groot.
Philippe Markiewicz van het CICB (Centraal Israëlitisch Consistorie van België) sprak van “de ergste Joodse crisis sinds de Tweede Wereldoorlog”. Het bekladden van Joodse winkels in de jaren ’60 en de bomaanslag op de Brusselse synagoge in de jaren ’80 lijkt hij hier even te vergeten. Hoe dan ook: in november 2017 stellen het CICB en het Coördinatiecomité van Joodse organisaties van België samen een annulatieberoep in bij het Grondwettelijk Hof. Hier werd het Waalse decreet geviseerd omdat het de grondwettelijk gewaarborgde godsdienstvrijheid zou schenden. Bovendien zou, volgens die groeperingen, de nieuwe regelgeving minderheidsgroeperingen schenden en dus discriminerend zijn.
Wat Vlaanderen betreft loopt de termijn voor het instellen van zo’n annulatieberoep langer. Rond de symbolische kerstperiode kondigden verschillende Joodse organisaties aan dat er ook tegen het Vlaams decreet een annulatieberoep zou volgen. We wachten af.
Ter volledigheid: ook het Executief van Moslims van België en de Coördinatieraad van de Islamitische Instellingen van België stappen naar het Grondwettelijk Hof.
Intussen heeft dierenrechtenorganisatie GAIA reeds aangegeven dat het als belanghebbende wil tussenkomen in de procedure. Zij vinden dan weer dat de nieuwe wetgeving voldoende evenwicht biedt tussen “respect voor dierenwelzijn” en “de vrijheid van godsdienst”. Zij voeren aan dat het ritueel slachten” niet wordt verboden maar dat enkel vermijdbaar dierlijk lijden wordt tegengegaan”. Nu is het afwachten op een oordeel van het Hof.
Ook Europese zaak hangende
Nog voor het invoeren van het totaalverbod werd al een andere zaak hangende gemaakt voor de Rechtbank van Eerste aanleg te Brussel. Vlaams minister van dierenwelzijn Ben Weyts had immers eerder al het onverdoofd slachten verboden op tijdelijke slachtvoeren. Die tijdelijke slachtvloeren werden vroeger klassiek opgericht in Vlaamse gemeenten om thuisslachtingen tegen te gaan.
Minister Ben Weyts oordeelde daarover dat het strijdig was met een Europese verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden ervan. Die Europese Verordening keurt het religieus slachten immers goed op voorwaarde dat “het slachten plaatsvindt in een slachthuis”. Door een en ander samen te lezen met de Europese verordening van 29 april 2004 met betrekking tot de hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, kwam minister Ben Weyts tot de conclusie dat een tijdelijke vloer niet voldoet aan deze strikte hygiënevoorschriften en dus niet als een slachthuis kan aanzien worden.
In juli 2016 oordeelde de Brusselse Rechtbank van Eerste aanleg dat de redenering van minister Ben Weyts de juiste was. Victorie? Nee, nog niet. De eisende partij poneerde dan weer een schending met de vrijheid van godsdienst: erkende slachthuizen zouden te weinig capaciteit hebben om aan de grotere vraag naar ritueel vlees te voldoen tijdens het drukke Offerfeest. Hierover kan en mocht de Belgische rechter geen uitspraak doen, waarna hij een prejudiciële vraag stelde aan het Europees Hof van Justitie.
Op 30 november 2017 oordeelde advocaat-generaal Wahl in die zaak het volgende:
- De vereiste om alleen in erkende slachthuizen onverdoofd te slachten, is geen schending van het recht op godsdienstvrijheid;
- De vereiste streeft eerder naar een evenwicht tussen vrijheid van godsdienst en de bescherming van de volksgezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid;
- De bepalingen van de verordening zijn op neutrale wijze van toepassing en hebben geen verband met enige geloofsovertuiging.
Voor de diertjes ziet die conclusie er dan wel goed uit, maar toch zijn deze aanbevelingen niet bindend voor het Hof. Dat Hof moet zich nu buigen over die definitieve uitspraak. In de praktijk houdt het vaak rekening met de redenering van de advocaat-generaal, maar dat hoeft lang geen verplichting te zijn.
Tot slot: met het nakende totaalverbod zal de uitspraak van het Europees Hof van Justitie nog maar weinig belang hebben voor Vlaanderen. Tenzij het totaalverbod niet stand zou houden gelet op de hangende procedures voor het Grondwettelijk Hof. Houdt het verbod niet stand, dan is het wél uitkijken naar de uitspraak van het Europees Hof van Justitie.
Conclusie: dierenwelzijn verzoenen met godsdienstvrijheid is niet eenvoudig. Maar dat wist je natuurlijk al.