De wet van 5 mei 2019 voorzag in nieuwe regels om vonnissen en arresten bekend te maken. De publieke bekendmaking van vonnissen is verplicht en is zelfs in het EVRM ingeschreven. Momenteel gebeurt die bekendmaking nog steeds zoals voor het digitale tijdperk: de rechter leest het vonnis voor. En dat zijn soms honderden pagina’s. Bij de zaak Lernout & Hauspie, waarbij het om ruim 2.100 pagina’s ging, vond het Hof van Cassatie het te gortig en besloot het dat een gedeeltelijke voorlezing in combinatie met een online publicatie volstond.
Nu justitie de digitale trein niet al te hard wil missen, hoewel de achterstand op buurlanden als Nederland al behoorlijk groot is, voorzag de wet van 5 mei 2019 eindelijk in de mogelijkheid om vonnissen en arresten standaard integraal online te publiceren. Hierdoor krijgt het publiek toegang tot de informatie en dat op een toch wel efficiëntere manier dan bij de voorlezing in de rechtbank. Dit alles had ten laatste op 1 september 2020 mogelijk moeten zijn. Dat blijkt nu te ambitieus te zijn.
Hiaten in de wet van 5 mei 2019
Het probleem is dat er nog veel schort aan de wet van 5 mei 2019. Zo voorzag de wet bijvoorbeeld wel in het anonimiseren van persoonsgegevens, maar dan enkel voor het publiek toegankelijk gedeelte. Het interne luik zou dus niet geanonimiseerd zijn en dat opent mogelijkheden.
Eerder schreef ik bijvoorbeeld al over de opkomst van artificiële intelligentie in de advocatuur. Niet-geanonimiseerde gegevens maken het voor computerprogramma’s en advocaten mogelijk om nauwgezet uitspraken van magistraten te analyseren en te voorspellen. Een advocaat zou zo bijvoorbeeld perfect kunnen weten welke gevoelige snaar hij al dan niet moet benoemen. Of de advocaat zou weten in welk gerechtelijk kanton zijn zaak meer kans maakt. Zo’n software bestaat nu al en wordt in het buitenland al toegepast. En dat zien ze bij justitie niet zitten.
Daarnaast zijn er nog vele andere onduidelijkheden. Zo is er bijvoorbeeld onduidelijkheid over de digitalisering van de vroegere papieren vonnissen en arresten, over strafrechtelijke uitspraken die een andere behandeling zouden moeten krijgen enzovoort. De belangrijkste vraag is bovendien wie dat allemaal zal betalen en waar dat budget dan vandaan moet komen.
Oplossingen zijn niet meer voor dit jaar
Het zijn natuurlijk geen onoverkomelijke problemen, maar door de moeilijke regeringsvorming en de coronaproblematiek kwam de materie wel op het achterplan terecht. Daarom wordt er nu gekozen voor uitstel en werd de inwerkingtreding van de wet van 5 mei 2019 aangepast. Nu zal de wet niet meer “ten laatste op 1 september 2020” in werking treden maar “ten laatste op 1 september 2021”. Of toch als het volgend jaar niet opnieuw wordt uitgesteld.