De Programmawet van 19 december 2014 voerde een retributie in voor vreemdelingen die in België een verblijfsaanvraag indienen. Die retributie is sinds begin 2015 van toepassing. Enkel wanneer ze die retributie betalen, is hun aanvraag ontvankelijk. Onder andere voor de erkende vluchtelingen is een uitzondering voorzien. Het doel van de retributie is de noodzakelijke administratieve kosten dekken.
Kritiek op de retributie voor verblijfsvergunning
Al snel kwamen de bepalingen die aan de Vreemdelingenwet werden toegevoegd, onder vuur te liggen. Onder andere de Franstalige advocatenbalie en de vzw Association pour le droit des Etrangers trokken naar het Grondwettelijk Hof. Hun doel: deze toevoeging aan de vreemdelingenwet laten vernietigen. Nu heeft het Grondwettelijk Hof uitspraak gedaan over het toegestaan karakter van deze retributie voor verblijfsvergunning.
Retributie voor verblijfsvergunning blijft bestaan
Het Grondwettelijk Hof heeft nu beslist dat de retributiebepalingen geen schending vormen van de bepalingen van de Grondwet. Het Hof ziet met andere woorden geen probleem. België mag volgens het Hof wel degelijk een retributie aanrekenen aan vreemdelingen wanneer ze een verblijfsaanvraag indienen. Echter voorziet het Hof wel één belangrijke uitzondering: erkende staatlozen die hun nationaliteit buiten hun eigen wil verloren hebben en geen verblijfstitel kunnen verkrijgen in een andere Staat waarmee ze banden hebben.
Wel: extra uitzondering toe te voegen
Het Hof ziet een tegenstrijdigheid in de behandeling van erkende vluchtelingen (wel een uitzondering van de retributie voor verblijfsvergunning) en erkende staatlozen die hun nationaliteit buiten hun eigen wil verloren hebben en geen verblijfstitel kunnen verkrijgen in een andere Staat waarmee ze banden hebben (momenteel geen uitzondering van de retributie voor verblijfsvergunning). Het Hof oordeelt dat zo’n oneerlijke behandeling tussen twee in een vergelijkbare situatie verkende groepen, niet kan. Ook voor die tweede groep moet dan ook een gelijkaardige uitzondering voorzien worden.
Het Grondwettelijk Hof heeft dan ook art. 1/1, § 2 Vreemdelingenwet vernietigd in de mate dat het niet voorziet in een vrijstelling voor de aangehaalde categorie erkende staatlozen (GwH 22/02/2018, nr. 18/2018).