De Raad van State heeft bij arrest van 6 maart 2018 twee KB’s vernietigd. Deze KB’s boden een waarborgregeling voor aandeelhouders van financiële coöperatieve vennootschappen. Het gaat om het KB van 10 oktober 2011 en het KB van 7 november 2011 tot toekenning van een garantie tot bescherming van het kapitaal van erkende coöperatieve vennootschappen.
Wat ging vooraf?
In 2011 gingen zowel Dexia als Arco, de financiële poot van de christelijke arbeidersbeweging ACW, over de kop. Arco was aandeelhouder van Dexia en volgde alzo diens lot. Dankzij de aangehaalde KB’s konden de Arco-coöperanten voor hun spaargelden rekenen op de waarborgregeling van de overheid (KB 10 oktober 2011 en KB 7 november 2011), terwijl de Dexia-aandeelhouders dat niet konden.
De Dexia-aandeelhouders vochten de beschermingsregeling aan voor de Raad van State die nu beide KB’s vernietigd.
Vernietiging KB van 10 oktober 2011
Het eerste KB voorzag in een waarborgregeling voor natuurlijke personen die investeerden in aandelen van coöperatieve vennootschappen. De waarborgregeling was er een door het Bijzonder Beschermingsfonds voor deposito’s, levensverzekeringen en kapitaal van erkende vennootschappen.
Het ging hierbij om:
- Bestaande CV’s (aandelen uitgegeven door een erkende CV);
- Die erkend waren door de Nationale Raad voor de Coöperatie;
- Waarvan minstens de helft van het vermogen geïnvesteerd was in één of meer ondernemingen actief in de financiële sector.
De waarborg was niet van toepassing op aandelen aangehouden door institutionele vennoten en was er enkel voor natuurlijke personen. De CV diende zelf een aanvraag in te dienen tot bescherming van het kapitaal.
De maximale tegemoetkoming bedroeg 100.000 euro.
Vernietiging KB van 7 november 2011
Bij het KB van 7 november 2011 werd de aanvraag tot bescherming van het kapitaal goedgekeurd en dit vanaf 14 oktober 2011. Het ging hierbij om ARCOPAR CVBA, ARCOFIN CVBA en ARCOPLUS CVBA die allen hun maatschappelijke zetel hadden te Brussel.
Reden voor vernietiging
De Raad van State had in dit dossier vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof die op zijn beurt prejudiciële vragen stelde aan het Europees Hof van Justitie. Die laatste deed uitspraak op 21 december 2016.
Op 15 juni 2017 deed het Grondwettelijk Hof dan weer uitspraak over de door de Raad van State gestelde vragen, uiteraard rekening houdende met het antwoord van het Europees Hof van Justitie. Hierin stelde het vast dat het wetsartikel dat de grondslag vormt voor de waarborgregeling, strijdig is met het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
Aangezien beide KB’s hun oorsprong vinden in dat vernietigde wetsartikel, werden ook beide KB’s vernietigd. De waarborgregeling wordt nu geacht nooit te hebben bestaan.