Eerder was er al een medische reserve aangelegd voor medisch geschoolde vrijwilligers die kunnen worden ingezet in de gezondheidszorg. Het bijzonderemachtenbesluit nr. 16 gaat nu een stap verder en geeft de ministers van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid de bevoegdheid om gezondheidsbeoefenaars ook zonder hun wil op te vorderen. Het is dan wel aan de provinciegouverneur die het goede nieuws mag brengen. Er gelden wel een aantal voorwaarden vooraleer opvordering mogelijk is. Opvordering is mogelijk tot eind dit jaar.
Er moet sprake zijn van een capaciteitstekort
Vooraleer het mogelijk is om gezondheidsbeoefenaars (personen die over het wettelijk verplichte visum beschikken om hun beroep uit te oefenen) op te vorderen moet er in een gezondheidszorginstelling (bv. rusthuis, verzorgingstehuis, ziekenhuis of zelfs een individuele praktijk) sprake zijn van een tekort aan gezondheidszorgbeoefenaars. Dit tekort moet het gevolg zijn van de coronapandemie of -epidemie. Hierbij moet al rekening worden gehouden met de crisisplannen of met de vrijwillige medische reserve. Opvorderen kan dus enkel als er niet voldoende vrijwilligers zijn.
Ten tweede moet het tekort ervoor zorgen dat de goede werking niet meer verzekerd is.
Ten slotte mogen de opgevorderden enkel worden ingezet om de gevolgen van het coronavirus op te vangen en niet voor andere taken.
Hoe gaat het in de praktijk?
Het is de provinciegouverneur die een verzoek tot opvordering moet voorleggen aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid. Zij beslissen dan samen of ze al dan niet op het verzoek zullen ingaan. Zij leggen ook vast welk type gezondheidsbeoefenaar wordt opgevorderd (bv. arts-specialist, verpleegkundige, kinesitherapeut, laboratoriumtechnologen …) en in welke aantallen. Vervolgens wordt de provinciegouverneur aangesteld om de opvordering te organiseren.
De provinciegouverneur zal de gezondheidszorgbeoefenaar schriftelijk opvorderen. Indien de omstandigheden het niet toelaten, kan de opvordering ook mondeling (bv. telefonisch) gebeuren met een schriftelijke bevestiging die nadien volgt. De provinciegouverneur moet in de eerste plaats voorrang geven aan gezondheidsbeoefenaars die in de omgeving van de instelling wonen.
De opgevorderde zorgbeoefenaar moet vervolgens zelf zijn werkgever op de hoogte brengen. De zorgbeoefenaar behoudt daarbij alle rechten en de normale werkgever moet dus ook nog steeds het afgesproken loon betalen. Wel kan de werkgever het betaalde loon terugvorderen bij de instelling waarvoor de werknemer is opgevorderd. Die instelling moet ook de verzekering van de opgevorderde regelen. Hoe dan ook mag de opvordering nooit een reden voor ontslag zijn.
Wanneer een opgevorderde zorgbeoefenaar een zelfstandige is, moet de instelling die de zorgbeoefenaar opvordert de zelfstandige vergoeden. De vergoeding is deze van de gebruikelijke barema’s of van de tarieven van de nomenclatuur.
Moet de zorgbeoefenaar akkoord gaan?
Een opvordering wil zeggen dat een zorgbeoefenaar verplicht wordt om bij de instelling aan de slag te gaan, ook als dit tegen zijn wil is. Wel is er een bezwaarprocedure voorzien voor de zorginstelling waar de zorgbeoefenaar normaal werkt of voor de opgevorderde zelf:
- De opgevorderde moet bewijzen dat hij belemmerd is door een dringendere beroepsplicht, wegens medische redenen of om andere ernstige redenen; of
- De instelling waar de opgevorderde werkt, toont aan dat het hierdoor ernstige schade ondervindt.