Om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de hulpdiensten zijn de regels voor prioritaire voertuigen gewijzigd. Wanneer hun opdrachten dat rechtvaardigen, zullen ze meer kunnen doen in het verkeer. De voorwaarde blijft natuurlijk wel dat ze geen gevaarlijke situaties creëren. Deze regels zijn op 1 oktober in werking getreden, net zoals de verplichting om een reddingstrook te vormen bij file.
Prioritaire voertuigen hoeven de Wegcode niet na te leven
Voordien konden prioritaire voertuigen ook al het een en ander doen onder specifieke omstandigheden, maar een algemene uitzondering was er niet. Uitzonderingen werden telkens specifiek in de Wegcode ingeschreven. Zo kregen hulpdiensten bijvoorbeeld de mogelijkheid om snelheidsbeperkingen te negeren of om op de pechstrook te rijden, maar voor allerlei andere manoeuvres was er geen wettelijke uitzondering voorzien. De nieuwe wet vertrekt nu van een algemene uitzondering en geeft enkel nog aan welke bepalingen de prioritaire voertuigen wel moeten naleven. Hierdoor hebben ze meer bewegingsvrijheid en is het voor hen ook nog eens duidelijker.
Voortaan zullen bestuurders van prioritaire voertuigen enkel nog volgende bepalingen van de Wegcode moeten navolgen:
Bepaling Wegcode | Inhoud |
Artikel 4 Wegcode | Gevolg geven aan bevelen van bevoegde personen (bv. gevolg geven aan een agent die aangeeft om te stoppen) |
Artikel 8.4 Wegcode | Verbod om een “draagbare telefoon” te gebruiken achter het stuur |
Artikel 16.4 Wegcode | Verplichtingen bij het links inhalen (veiligheid garanderen) |
Artikel 20 Wegcode | Verbod op verkeer op spoorwegen en overwegen (bv. verbod om op een spoorweg te rijden als de rode knipperlichten branden of de slagbomen gesloten zijn) |
Artikel 24, lid, 3° Wegcode | Verbod om stil te staan op overwegen |
Artikel 35 Wegcode | Verplichting om een veiligheidsgordel te dragen |
Artikel 44.1, lid 4 en lid 5 | Algemene verplichtingen t.a.v. bestuurders |
Artikel 59.1 Wegcode | De verplichting om de identiteitskaart aan de bevoegde personen te tonen na het begaan van een verkeersongeval |
Uitzondering geldt voor de meeste hulpdiensten
Deze uitzonderingen gelden voor de veldwachters en voor de bestuurders van brandweervoertuigen, politievoertuigen, voertuigen van de civiele bescherming, 112-interventievoertuigen, de veiligheidsdiensten van de spoorwegen, voertuigen voor hulpverlening van Infrabel en hulpverleningsvoertuigen bij ernstige incidenten veroorzaakt door elektriciteit, water, gas of radioactieve stoffen. Het is daarbij opvallend dat bestuurders van DOVO-voertuigen niet in deze lijst staan, hoewel zij in de aanvankelijke ontwerptekst wel nog waren opgenomen.
Andere kleine wijzigingen
Ten slotte bevat de nieuwe wet nog een aantal kleine wijzigingen. Zo moeten de hulpdiensten niet langer eerst stoppen aan een rood licht vooraleer ze doorrijden, maar volstaat het om een gematigde snelheid te hanteren. Daartegenover staan dan weer strengere regels m.b.t. het gebruik van blauwe knipperlichten, iets waar buurtbewoners vaak over klagen. Nu mogen ze de blauwe knipperlichten niet langer standaard gebruiken, maar enkel als de opdracht dit rechtvaardigt. Bij niet-dringende opdrachten wordt het gebruik van de blauwe knipperlichten dan ook verboden.