Kredietverstrekkers moeten een aantal strikte regels die in het Wetboek van economisch recht staan respecteren. Enkel indien de maandelijkse kosten heel beperkt zijn, gelden deze beschermingsregels niet. Dat bedrag werd nu vastgesteld op 4,84 euro.
Strikte regels bij consumentenkredieten
Om consumenten te beschermen tegen een overdadige schuldenberg, zijn er verschillende regels in het leven geroepen die aanbieders van consumentenkrediet beperken en kredietnemers moeten beschermen. Er zijn bijvoorbeeld regels die de kredietkosten beperken, over de veertien dagen bedenktijd waar consumenten over beschikken en ook specifieke reclameregels. Deze regels zijn terug te vinden in de titels 1 tot en met 7 van het Wetboek van economisch recht, boek VII.
Niet op alle transacties van toepassing
In artikel VII.3 van datzelfde boek zijn een aantal uitzonderingsbepalingen voorzien waarbij deze regels niet van toepassing zijn. Het gaat bijvoorbeeld om consumentenkredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of consumentenkredietovereenkomsten die voorzien in een kosteloos uitstel van een bestaande schuld. In principe zijn bovenstaande regels dus ook van toepassing op miniconsumentenkredieten die binnen twee maanden zonder intresten terug te betalen zijn. De reden hiervoor is dat er vaak ook bijkomende kosten worden aangerekend zoals administratieve kosten of kosten voor het openen van een specifieke rekening.
Toch heeft het Wetboek van economisch recht wel een uitzondering voorzien voor miniconsumentenkredieten waarbij de aangerekende kosten (inclusief de debetrente) wel heel beperkt zijn. In een nieuw bericht dat in het Belgisch Staatsblad is verschenen, heeft men dit bedrag nu vastgesteld op 4,84 euro kosten op maandbasis (indexering van het bedrag in artikel VII.3, § 2, 3° Wetboek economisch recht).
Om welke aangerekende kosten gaat het?
Hieronder vallen in principe alle kosten van het krediet die voor de kredietgever bekend zijn. Wat daar al dan niet onder begrepen is, valt dan weer te lezen in artikel I.9, 41°. Dit artikel stelt dat het gaat om “alle kosten die de consument moet betalen in verband met de kredietovereenkomst en die de kredietgever bekend zijn, met uitzondering van de notariskosten”.
Datzelfde artikel geeft in lid 1 een niet-limitatieve lijst mee van kosten die hier hoe dan ook onder vallen, zoals de debetrente, administratieve kosten, schattingskosten en belastingen. Naast de notariskosten zijn slechts een aantal kosten uitdrukkelijk uitgesloten (lid 2), zoals de kosten en vergoedingen wegens niet-naleving van de verbintenis en de andere kosten die de consument ook had moeten betalen indien hij contant betaalde. In elk geval moet het dus gaan om consumentenkredietovereenkomsten die zo goed als volledig kosteloos zijn.