ProcesProcesvoering

Hoofddoeken en andere hoofddeksels zijn toegestaan in de rechtszaal

Tot voor kort was het volgens artikel 759 Ger.W. verboden om “met ongedekten hoofde” een zitting bij te wonen. Het gaat om een oud artikel dat vooral te maken had met het respect voor de rechterlijke macht. Het artikel werd in de negentiende eeuw aangenomen, in de tijd dat iedereen een hoed droeg en dat het afzetten van de hoed een teken van respect was. In het artikel zijn ook andere bepalingen opgenomen, zoals dat de toeschouwers eerbiedig en zwijgend de zitting dienen bij te wonen. Op basis van dit artikel vond een Brusselse rechter het in 2007 echter nodig om een moslima met een hoofddoek de toegang tot de rechtszaal te ontzeggen. Ze trok daarop naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Verbod op hoofddoeken in de rechtszaal is strijdig met het EVRM

In 2018 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat het verbod strijdig is met artikel 9 van het EVRM. Dit artikel beschermt de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Deze vrijheid om de godsdienst of de overtuiging te belijden of tot uiting te brengen, kan volgens het artikel enkel onder strikte voorwaarden aan beperkingen worden onderworpen. Het moet namelijk in het belang zijn van de openbare veiligheid, van de bescherming van de openbare orde of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Daarnaast moet het in een wet zijn gegoten en moet de noodzaak worden bestudeerd in het licht van een democratische samenleving. In dit geval is er niet aan de voorwaarden voldaan.

Van omzendbrief naar een wetswijziging

De toenmalige minister van Justitie besliste daarop om een omzendbrief te versturen naar de rechtbanken en de hoven. Een omzendbrief (van het Afrikaanse omsendbreif) of circulaire (van het Franse circulaire) – in Nederland een rondschrijven genoemd en in Duitsland een Rundschreiben – is een brief met een mededeling die aan verschillende personen of instellingen wordt verstuurd. Binnen de overheid wordt er vaak gebruikgemaakt van dergelijke omzendbrieven om het praktische beleid bij te sturen. Zo’n omzendbrief kan interpretatief zijn (toelichting bij een wetsbepaling), verordenend (bevat dwingende regels) of indicatief (omschrijven van beleidsregels). Aan een omzendbrief wordt veel belang gehecht, maar zeker een interpretatieve omzendbrief gaat minder ver dan de wet. Zo’n omzendbrief is bijvoorbeeld niet bindend en kan niet worden geannuleerd bij de Raad van State.

Ondanks de omzendbrief kwamen er bij Unia nog steeds klachten binnen. In maart 2019 richtte Unia zich tot het Comité van Ministers van de Raad van Europa, het orgaan dat toezicht houdt op de naleving van de EHRM-uitspraken, en benadrukte het dat artikel 759 Ger.W. nog steeds niet was gewijzigd. Bij de Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken van 28 november 2021 heeft men dat nu wel gedaan. Het artikel werd aangepast aan de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De woorden “met ongedekten hoofde” werden uit het artikel geschrapt.

Hierdoor is het voortaan duidelijk: er mag een hoofddeksel worden gedragen in de rechtbank. Een hoed, een pet, een muts, een hoofddoek of een oesjanka: het mag allemaal. Het blijft wel nog steeds noodzakelijk om eerbiedig te zijn, dus maak het ook niet te bont en laat de gekste hoofddeksels thuis.

Geef een reactie