Werk & SociaalWerk en ontslag

Optrekking referteperiode voor waarborg van het Sluitingsfonds

De zogenaamde Sluitingswet van 26 juni 2002 regelt de verplichtingen die de werkgever heeft in het geval van een sluiting van een onderneming. Zo moet de werkgever bijvoorbeeld bepaalde informatie verstrekken en een bijzondere ontslagvergoeding betalen. In sommige gevallen komt ook het Sluitingsfonds tussenbeide, bijvoorbeeld in het kader van een faillissement. Nu voert de economischegroeiwet een extra lange referteperiode in voor een specifieke doelgroep werknemers.

Het sluitingsfonds

Het Sluitingsfonds waarborgt de vergoedingen, het loon en de voordelen van de werknemers bij de sluiting van een onderneming. Het Sluitingsfonds komt bijvoorbeeld tussenbeide indien de werkgever in gebreke blijft om zijn verplichtingen na te komen. We denken bijvoorbeeld aan een overdracht van de onderneming in het kader van een gerechtelijk akkoord of bij een overname van het actief in het kader van een faillissement.

Het Sluitingsfonds kan hierbij alleen optreden als garantiefonds wanneer de arbeidsovereenkomst binnen een bepaalde referteperiode tot einde is gekomen. In principe geldt deze referteperiode vanaf de dertiende maand voor de uiteindelijke sluitingsdatum en eindigt deze de twaalfde maand nadien. Er zijn echter uitzonderingen voorzien. Bijvoorbeeld voor ontslagen werknemers die in zich in een vervroegd vertrek op pensioen bevinden in het kader van het Stelsel van Werkloosheid met bedrijfsToeslag (SWT).

Bijkomende termijn van twaalf maanden

Nu voegt de economischegroeiwet van 26 maart 2018 een apart regime in met een extra lange referteperiode. Het gaat om een apart regime voor werknemers die de verjaring gestuit hebben door middel van een ingebrekestelling. Voor deze categorie wordt de eerder aangehaalde termijn van dertien maanden voor de sluitingsdatum, verlengt tot 25 maanden (bijkomende termijn van twaalf maanden). Er gelden echter wel vormvoorwaarden en de ingebrekestelling moet bij aangetekende zending en met ontvangstbewijs worden verzonden door:

  • De advocaat van de werknemer; of
  • De gerechtsdeurwaarder; of
  • De afgevaardigde van de werknemersorganisatie die krachtens de schuldeiser in rechte mag verschijnen.

Dit nieuw regime vindt ingang vanaf 9 april 2018.

Geef een reactie