Een dakloze die voor de eerste maal een woning tot zijn hoofdverblijfplaats bestempelt kan een zogenaamde installatiepremie krijgen. Het OCMW wil daklozen hiermee aanmoedigen om een hoofdverblijfplaats aan te nemen en zo eenvoudiger toegang te krijgen tot allerhande steunmaatregelen. Toch weigerde de Antwerpse OCMW in dit geval de installatiepremie toe te kennen. Het Hof van Beroep te Antwerpen volgde echter niet.
De zaak
Een man zou een woning betrokken hebben die niet voldoet aan de normen van een gezonde woning. De woning zou onder andere ongeschikt zijn door de slechte reputatie van de huiseigenaar. Ook zou het pand een zogenaamd plaats van ontucht zijn, waarbij prostitutie en drugs geen uitzondering zouden zijn. Het OCMW weigert daarom te erkennen dat de man in kwestie niet meer dakloos zou zijn en weigert dan ook de installatiepremie toe te kennen. Die installatiepremie moet de dakloze in staat stellen om de eerste meubels te kopen of aansluitingen te betalen.
Wat zegt het Hof van Beroep te Antwerpen?
Het Hof van Beroep te Antwerpen haalt aan dat er voor het toekennen van de installatiepremie geen wettelijke vereisten worden gesteld inzake de kwaliteit van de woning. De enige vereiste is immers dat de woning als hoofdverblijfplaats dient (zie art. 14, § 3 RMI-wet). Het OCMW heeft een bijkomende voorwaarde gesteld (de kwaliteit van de woning) en dat mag niet. Het feit dat het OCMW tot doel heeft om een menswaardig bestaan te bieden, doet daar geen afbreuk aan.
Het Hof haalt wel aan dat de strijd tegen huisjesmelkerij een terechte strijd is en het OCMW een nobel doel nastreeft, maar dat het niet-toekennen van de installatiepremie hier niet het juiste middel voor is.
Samengevat
Als een woning effectief tot hoofdverblijfplaats dient voor een vroegere dakloze, dan opent dat het recht op de installatiepremie. Het OCMW mag hierbij geen bijkomende vereisten stellen op vlak van kwaliteit van de woning in kwestie.
Meer info: Antwerpen, 7 juni 2017, 2016/AA/516, OCMW Antwerpen t. X..