ConsumentDe burgerEconomieFeaturedPrivacy

Wat houdt mediarecht allemaal in?

De pers is vrij en journalistiek is een vrije activiteit. De vrijheid om informatie te verspreiden en te ontvangen is een grondrecht dat volgt uit het EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens). En in het reclamerecht zijn vergelijkende reclames streng geregeld. Het zijn stuk voor stuk voorbeelden van het mediarecht. Het mediarecht is duidelijk een ruim begrip dat veel raakvlakken kent met andere rechtsgebieden.

Raakvlakken met fundamentele rechten in onze samenleving

Onder de media vallen verschillende grondrechten waar alle burgers, maar ook journalisten in het bijzonder, over beschikken. Het zijn fundamentele rechten waar niet zomaar aan kan worden geraakt en die ons allemaal aanbelangen.

Neem bijvoorbeeld de expressievrijheid waardoor jij je mening mag uiten op het internet. Het gaat zelfs zo ver dat het verspreiden van nepnieuws niet strafbaar is. Eventuele beperkingen zijn er steeds om de belangrijkste rechten van anderen te beschermen. Zo is het in België bijvoorbeeld niet toegestaan om de holocaust te ontkennen of om haatboodschappen te verspreiden.

Een ander voorbeeld is dat van het recht op informatie. Jij hebt het recht om vrij inlichtingen en denkbeelden te ontvangen zonder dat het openbaar gezag zich daarin kan mengen. Hierdoor kan de informatievergaring niet beperkt zijn tot propaganda van de overheid. Ook hier kunnen er opnieuw beperkingen zijn. De overheid kan bijvoorbeeld terroristische propaganda die de veiligheid in het gedrang brengt weren of kan eisen dat een radio-onderneming over een vergunning beschikt.

Dat laatste recht heeft dan weer raakvlakken met de bescherming van journalisten en de zogenaamde persvrijheid. De persvrijheid is opgenomen in onze eigen Grondwet die de censuur verbiedt. Anderzijds is een journalist in principe wel persoonlijk aansprakelijk, in tegenstelling tot een werknemer, waardoor het vervolgen van mediabedrijven moeilijk is. Daarom moet een journalist zich ook houden aan de journalistieke deontologie en moet hij een balans vinden tussen persvrijheid enerzijds en de privacy anderzijds.

Dat het vinden van die dunne lijn tussen de vrijheid van meningsuiting en onrechtmatige uitingen vaak moeilijk is, bewijzen de vele procedures die voor de rechtbanken worden gevoerd. Zo was er recent bijvoorbeeld de procedure van de advocaten van Steve Bakelmans die zich verzetten tegen een reportage door Telefacts.

In de meeste Westerse landen zijn de regels vrij gelijklopend. Ook in bv. Duitsland en Nederland moet men steeds de juiste balans vinden tussen de persvrijheid en andere rechten waar burgers over beschikken (lees hier meer over mediarecht in Nederland). Toch is het ook zo dat lang niet alle landen de persvrijheid respecteren. In Turkije vliegen journalisten nog steeds bij de vleet in de cel en in Oeganda werden radio- en televisiezenders opgedoekt omdat ze “onjuiste informatie” presenteerden. Organisaties als Amnesty International stellen dergelijke praktijken steevast aan de kaak. Onthoud vooral dat we blij mogen zijn dat we dergelijke rechten hier wel kennen.

Beperkingen binnen het reclamerecht

Reclame, ongeacht of het nu schriftelijk of (audio)visueel is, wordt altijd via de media gevoerd. Het is nu eenmaal de enige manier om het grote publiek te bereiken. Mediabedrijven kunnen zelf de voorwaarden bepalen waaronder ze reclame aanbieden. Maar ook hier kunnen er allerhande beperkingen gelden, over het algemeen net om de consument te beschermen of om ervoor te zorgen dat bedrijven op een eerlijke manier concurrentie voeren.

Met beperkingen op het reclamerecht wordt altijd zeer zorgvuldig omgesprongen. Het gaat dan heel vaak om beperkingen die de bescherming van de maatschappij in brede zin beogen. Een voorbeeld daarvan is het verbod op reclame voor tabakswaren of allerhande beperkingen op reclame voor online kansspelen.

Een ander voorbeeld zijn de regels rond vergelijkende reclame. In België is het niet verboden om in een spotje je product met dat van een concurrent te vergelijken, maar er zijn wel talloze voorwaarden die moeten garanderen dat de vergelijking voldoende objectief is.

Intellectuele eigendom en het portretrecht

Het mediarecht heeft vervolgens talloze raakvlakken met de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Zo mag een auteur niet zomaar plagiëren wanneer hij een artikel voor een vakblad schrijft. Ook voor jou geldt hetzelfde: onder bepaalde voorwaarden mag je citeren, maar plagiaat is uit den boze. Daarop gelden dan weer uitzonderingen. Aldus mag men in het onderwijs auteursrechtelijk beschermde werken gebruiken, zoals een fragment van een televisiereportage of een kopie uit een vakblad.

Daarnaast is er dan weer het zogenaamde portretrecht, waardoor je foto niet zomaar op de voorpagina van de krant mag staan. In principe heeft iedereen het recht om anderen te verbieden om afbeeldingen van hem of haar te publiceren, maar er is wel een uitzondering voor publieke personen. Ook voor tijdelijk publieke personen, zoals mensen die verdacht zijn in een strafzaak, geldt die uitzondering.

Een interessant voorbeeld is dat van een scoutsleidster die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. Een krant had toen twee foto’s van haar gepubliceerd, namelijk één die op haar Facebookpagina stond en één foto die niet eerder was gepubliceerd. De rechter vond inderdaad dat zij een publiek persoon was en had geen probleem met die eerste foto, maar wel met de tweede foto die nooit publiek beschikbaar was.

Sociale media en de uitdagingen van morgen

Dat het mediarecht moeilijk te omlijnen valt, heeft niet alleen te maken met de vele raakvlakken met andere rechtsgebieden. Ook de evolutie van onze samenleving, waarbij de media nooit stilstaat, maakt het er niet eenvoudiger op.

Sinds het begin van dit millennium zijn sociale mediaplatformen steeds groter geworden. Die mediaplatformen vallen eveneens onder het mediarecht en ook hier geniet je in principe van de expressievrijheid. Die evolutie zorgde wel voor allerhande juridische uitdagingen. De bijhorende strenge privacyregels zijn bijvoorbeeld het gevolg van de gigantische informatievergaring bij sociale mediaplatformen. Recent schreef ik ook een artikel over de vraag of berichten op je facebookpagina publiek of privé zijn. Die vraag is niet onbelangrijk, want de gerechtelijke politie mag zich zonder toestemming van de onderzoeksrechter tot openbare plaatsen wenden.

Nog recenter is er de opkomst van influencermarketing via sociale media. Sommigen stellen zich vragen bij de informatievrijheid op sociale media, waarbij gebruikers enkel informatie zien waarin ze zich interesseren en zo in een informatietunnel terechtkomen. En hoe zit het dan weer met de censuurpolitie van Facebook, die op eigen houtje beslist welke foto’s en berichten ze weren?

Hoe gaan we vervolgens om met buitenlandse mogendheden die via sociale media de publieke opinie of zelfs de verkiezingsuitslagen trachten te beïnvloeden?

Het mediarecht zit nog steeds in volle ontwikkeling en is misschien wel een van de meest actuele rechtstakken. En dat alles zonder dat we het goed en wel lijken te beseffen.

Geef een reactie