De wet van 15 juli 2018 houdende diverse bepalingen Binnenlandse zaken, BS 25 september 2018, wijzigt een en ander met betrekking tot de GAS-wetgeving. Zo zou de kortere verzendingstermijn in het geval van heterdaad komen te vervallen en zet men ook een fout recht met betrekking tot het hoorrecht van minderjarigen. Tot slot sleutelt men ook aan de evaluatiebepalingen.
Verzendingstermijn van twee maanden
Momenteel voorziet de GAS-wet in een verzendingstermijn van twee maanden. De vaststelling van de inbreuk op de GAS-wetgeving moet met andere woorden binnen een termijn van twee maanden naar de sanctionerende ambtenaar (of de procureur des Konings) worden doorgezonden. Wel voorziet men ook een uitzondering in geval van heterdaad: dan bedraagt de verzendingstermijn niet twee maanden maar één maand.
Daar maakt de wetgever nu komaf mee. In de praktijk zou dat immers voor verwarring en onduidelijkheden gezorgd hebben. De uitzondering komt nu te vervallen, waardoor de verzendingstermijn vanaf 5 oktober 2018 altijd twee maanden zal bedragen.
Minderjarigen beschikken over het hoorrecht
Paragraaf vier van artikel 25 van de GAS-wet zorgde voor onduidelijkheid met betrekking tot het hoorrecht van minderjarigen. Zo haalde men aan dat de overtreder niet het recht heeft om te vragen zijn verweer mondeling uiteen te zetten bij een administratieve geldboete die niet hoger is dan 70 euro. Hierdoor liet men uitschijnen dat iedere overtreder, dus ook de minderjarige, niet over een hoorrecht beschikt. Dat was uiteraard niet de bedoeling van de wetgever, dat de minderjarige altijd een hoorrecht toekent.
Nu zet men die fout recht en schrijft men duidelijk dat de bepaling enkel van toepassing is voor meerderjarige overtreders. Minderjarige overtreders zullen met andere woorden ook bij een geldboete die niet hoger is dan zeventig euro nog steeds van hun hoorrecht gebruik mogen maken.
Minder frequente analyse GAS-beleid
Momenteel voorziet men in een tweejaarlijkse analyse van de toepassing van de GAS-wet door de FOD Binnenlandse Zaken. Elke twee jaar moet de minister dus verplicht een verslag uitbrengen in het Parlement. Zowel de gemeenten als de FOD haalden aan dat dat toch te veel van het goede is: gegevens verzamelen, ze analyseren en conclusies trekken vergt nu eenmaal tijd. Zo zouden heel wat gemeenten zelfs geen gegevens meer aanleveren door het vele administratieve werk. Bovendien is het zelfs nog maar de vraag of zo’n frequente analyse niet toornt aan de kwaliteit van de conclusies ervan: is een inhoudelijk uitgebreidere analyse op langere termijn niet interessanter?
Hoe het ook moge zijn: de verplichte tweejaarlijkse analyse wordt vervangen door een vijfjaarlijkse analyse. Dat moet zowel de gemeenten als de FOD Binnenlandse zaken extra ademruimte bieden en de tendensen in het GAS-beleid op langere termijn helpen te analyseren.