Het werd al verschillende keren benadrukt: de speeltijd is voorbij. Iedereen zou nu op de hoogte moeten zijn van de geldende coronamaatregelen en daarom wordt aan de politiediensten gevraagd om niet langer te waarschuwen, maar streng te bestraffen. Hoe ze dat moeten doen, staat te lezen in omzendbrief 06/2020 van het College van procureurs-generaal.
Gebruik van klassieke vaststellingsmiddelen
In de eerste plaats wordt opgeroepen om de gebruikelijke middelen aan te wenden om inbreuken op het samenscholingsverbod, het verbod op niet-essentiële verplaatsingen en de sluitingsplicht van handelszaken vast te stellen. Het gaat onder andere om vaststellingen, verhoren, fotomateriaal, beelden van bewakingscamera’s en internetgegevens. Het gebruik van middelen die worden gebruikt om vaststellingen te doen waarop een strafmaat van meer dan 3 maanden gevangenisstraf staat, mag niet worden toegepast.
Wanneer er sprake is van heterdaad mag de politie niet zomaar een private plaats betreden. Als ze bijvoorbeeld merken dat er een feestje plaatsvindt in een woning, hebben ze een expliciet en voorafgaand akkoord van de procureur des Konings nodig. In sommige gevallen mag de politie echter wel bestuurlijke doorzoekingen houden, maar het gaat om hoogst uitzonderlijke situaties waarbij er een “ernstig en nakend gevaar moet zijn”.
De politie mag wel alle publiek toegankelijke plaatsen betreden en dit op alle tijdstippen waarop die plaatsen voor het publiek toegankelijk zijn. Dit maakt het mogelijk om een winkel die onrechtmatig geopend is toch te betreden en er de nodige vaststellingen te doen. Denk bijvoorbeeld aan een nachtwinkel die het sluitingsuur niet respecteert.
Er wordt de politie uitdrukkelijk gevraagd om voldoende bewijselementen te verzamelen. Daarom moeten ze verhoren afnemen, beelden verzamelen, foto’s nemen of identiteitscontroles houden. Merken ze bijvoorbeeld een inbreuk op het samenscholingsverbod op, dan kan de politie eerst een situatiefoto nemen en vervolgens de identiteit van de betrokkenen controleren en vastleggen. Ze dienen ook steeds een omstandig proces-verbaal op te stellen waarin ook toelichting wordt gegeven over de omstandigheden van de inbreuk.
Meteen een proces-verbaal, geen waarschuwingen
Er wordt uitdrukkelijk gevraagd dat de politie geen waarschuwingen meer uitdeelt, maar meteen een proces-verbaal opstelt voor alle betrokkenen. Hierbij geldt de regel: één pv per misdrijf per dader. Negeert men bijvoorbeeld zowel het verbod op niet-essentiële verplaatsingen als het verbod op samenscholing dan worden er twee pv’s opgesteld. Ook wanneer klanten in een winkel of café zijn die niet open mocht zijn, moet er zowel voor de uitbater als voor de klanten een pv worden opgesteld.
Hierop voorziet men twee uitzonderingen:
- Er is duidelijk sprake van goede trouw. Dit is een afweging die de politie moet maken, maar gelet op het woord “duidelijk” springt men hier maar beter niet te lichtzinnig mee om;
- Voor minderjarigen die zijn vergezeld door de ouders wordt er enkel een pv opgemaakt voor de ouders. Voor minderjarigen die niet door ouders worden vergezeld wordt er wel systematisch een pv opgemaakt.
Particulieren krijgen vervolgens een boete (minnelijke schikking) van 250 euro. Voor handelaren, uitbaters en organisatoren van activiteiten is een boete van 750 euro voorzien. Bovendien mag de politie de eventuele opbrengst van de kas in beslag nemen.
Wanneer er sprake is van recidive wordt er meteen overgegaan tot een rechtstreekse dagvaarding. De sancties liggen dan een stuk hoger dan wat bij de eerste minnelijke schikking werd voorgelegd.
Ten slotte geeft de omzendbrief aan dat gerechtelijke vrijheidsberoving mogelijk is wanneer dit strikt noodzakelijk is voor het onderzoek. De onderzoeksrechter zal een aanhoudingsbevel uitvaardigen wanneer het absoluut noodzakelijk is voor de openbare veiligheid en waar de feiten aanleiding geven tot een correctionele hoofdgevangenisstraf van één jaar of meer.
Specifieke situaties
De omzendbrief behandelt een aantal specifieke situaties waar de politie mee te maken kan krijgen. Het koppelt hier ook doelbewust een aantal sancties aan vast:
- Te kwader trouw uitroepen drager te zijn van het Covid-19-virus: gevangenisstraf van 3 maanden tot 2 jaar en een geldboete van 50 tot 300 euro
- Bewust spugen of niezen op een andere persoon opdat die zou denken dat het Covid-19-virus werd overgedragen: gevangenisstraf van 3 maanden tot 2 jaar en een geldboete van 50 tot 300 euro
- Bewust spugen, niezen of hoesten in de richting van te koop aangeboden voedingsmiddelen: gevangenisstraf van 6 maanden tot 5 jaar en een geldboete van 200 tot 2.000 euro
- Werkgever respecteert regels rond social distancing op de werkvloer niet:
- Minnelijke schikking van 1.500 euro bij een eerste inbreuk
- Dagvaarding voor de rechtbank bij recidive